IDFA - 3½ roadmovie [verslag]

Het IDFA is dit weekend afgerond.

[header]Op reis naar het einde van het festival. IDFA 2008.[/header]Roadmovies zijn zeer geliefd bij documentairemakers. De beweging in tijd en ruimte biedt de filmer, naast vertelstructuur en mogelijke doelen, de variëteit van het veranderende landschap, dag en nacht, de cyclus van de jaargetijden, maar ook vooral een rijkdom aan verrassende ontmoetingen, gebeurtenissen en verhalen, die de eenduidige rechtlijnigheid van de oorspronkelijke vertelstructuur weet te doorbreken. En, voilà, de tocht is versierd met de juweeltjes, die toevallige treffers, waar elke documentairemaker van droomt – een gegeven, overigens, waar fictie zelden tot nooit ‘last’ van heeft. IDFA biedt een keur aan persoonlijke reisverslagen, reconstructies, op zoek naar iets of iemand, de lange weg naar elders - de varianten op het thema, te veel om op te noemen. Hieronder enkele exemplaren om van te genieten.

Van eigen bodem is er Jack, the Balkans & I van Sergej Kreso, een bijzonder relaas over een zwarte Belg die samen met de regisseur een tocht maakt over de grenzen van het voormalige Joegoslavië. In perfect Servo-Kroatisch voert Jack ons langs herinneringen, verminkt door de realiteit van de oorlog, op zoek naar zijn muzikale vrienden, die hij sinds het uitbreken van de Balkanoorlog niet meer heeft gezien. Zwart zijn is in dit verband van ondergeschikt belang. Het veroorzaakt hooguit opgetrokken wenkbrauwen, maar dan met name vanwege de beslissing van de goede man om niet enkel in Joegoslavië te blijven, maar actief deel te nemen aan oorlogshandelingen. De keuze van de regisseur om zichzelf de film in te casten als sparringpartner van de protagonist met zijn eigen vraagtekens ontrent zijn tegenovergestelde beslissing om wel het oorlogsgebied te verlaten (voor het veilige Nederland) doet ietwat gekunsteld aan en zwakt de film af. Maar de schoonheid is gelegen in de oprechtheid waarmee zichtbaar geëmotioneerd de muzikale held zijn beslissingen uiteenzet en geen rede ziet zich ergens voor te schamen. En terecht, want aan iets anders dan liefde en muziek heeft hij zich dan ook niet schuldig gemaakt.

Van heel andere orde is Alice in the Land van Esteban Larrain. In prachtige wijde shots afgewisseld met contrasterende close-ups en ‘herinneringen’ concentreert de regisseur zich op de weg van een kleine tweehonderd kilometer die een dertienjarig meisje aflegt tussen haar woonplaats in Bolivia en een grensstad in Chili. Gewapend met een plastic fles en wat droogvoer treedt de jonge Boliviaanse in de voetsporen van haar voorouders die van de barre tocht door zoutvlaktes, besneeuwde bergpassen, langs lama’s en flamingo’s, in weer en wind een traditie maakten. Vandaag de dag vindt deze reis noodgedwongen navolging bij vele jonge Bolivianen op zoek naar werk, inkomen en een mogelijke toekomst. De prachtig ogende tocht staat in schril contrast met het vaak korte verblijf van de in Chili aangekomen gelukszoekers die, mits gepakt, snel door de autoriteiten worden uitgezet en soms binnen enkele uren weer terug zijn bij af, zo bericht de maker aan het einde van de film. Volkomen begrijpelijk is de film wat aan de lange kant, enigszins jammer is dat ondanks de gevisualiseerde stilte en de voelbare oerkracht waar de wandelaarster zich op kan beroepen het toch vooral de ogenstrelende natuur is die het netvlies blijvend passeert.

Man on Wire is geen roadmovie in de letterlijke zin. De film van James Marsh is een fascinerende reconstructie van de geslaagde poging van de beroemde Franse evenwichtskunstenaar Philippe Petit een koorddans uit te voeren tussen de Twin Towers van het toen onlangs afgebouwde World Trade Center in New York. De illegale onderneming die ook toen in 1974 vanwege de strenge veiligheidsmaatregelen door velen voor onmogelijk werd gehouden, ontvouwt zich bijna als een spannende thriller, compleet met dito geluids- en beeldeffecten en is tegelijkertijd van een wonderlijke lichtheid als het dansen in het luchtledige. De weg die Philippe Petit aflegt naar zijn ultieme doel is een prachtig eigentijds sprookje van de vergeten geschiedenis van een bezeten man. De film is even innemend als meeslepend door de ongelofelijke gedrevenheid waarin de gehele onderneming zich hult, maar de onvoorwaardelijke betrokkenheid en overgave van Philippes vrienden en ‘handlangers’ brengen je in een verheven staat van permanente ontroering en tekenen deze bijzondere film; simpelweg - adembenemend.

Controversieel en gelauwerd is de Israëlische regisseur Avi Mograbi die zijn visie op de gefilmde werkelijkheid uiteen mocht zetten in de afgelopen vrijdag gegeven masterclass. “Geloof nooit wat je in een film ziet. Het is geen werkelijkheid, maar slechts het subjectieve beeld van de maker en het medium”. Vrij naar Mograbi is dit het meest kenmerkende voor zijn visie, die hij in zijn films consequent doorvoert door deze subjectiviteit zichtbaar te maken en de kijkers er steeds op te wijzen. Eén van de manieren daartoe is het relatieveren van de boodschap door de aanwezigheid van de maker zelf in de film. Het doel: het subjectief maken van het beeld waardoor de behoefte aan objectivering toeneemt door de aangenomen afwezigheid van informatie. Dit schema is zonder meer van toepassing op de veelbesproken openingsfilm van het IDFA: Episode 3 – Enjoy Poverty van Enzo Martens. Het verschil met Mograbi is echter dat in het werk van Martens zijn kritische positie totaal niet blijkt en ook niet tot uitdrukking komt, althans niet in de cinematografische zin. Als een steracteur in een onberispelijk wit overhemd reist Martens kriskras door Congo en zet alles en iedereen te kijk en te kakken, met als doel, naar eigen zeggen, om de werkelijkheid achter de ontwikkelingshulp en de westerse blindheid hiervoor vooral aan onszelf te tonen. De sporadische argumenten hebben diepgang noch structuur. “Ik wilde een objectieve film maken”, voert Martens ter verdediging aan. Het resultaat is zonder meer boeiend en spraakmakend maar enkel als een exhibitionistische kunstzinnige uiting, gelijk een kunstwerk, en is dan ook enkel objectief met betrekking tot zichzelf. Als film is deze in neonletters opgetekende reis minder geslaagd en misschien ook niet op zijn plaats op het IDFA, het festival dat naast het esthetische toch vooral het ethische van de cinematografie wil benadrukken.

Episode 3 – Enjoy Poverty is nog tot en met januari te zien in het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA) aan de Rozenstraat 59, elke dinsdag t/m zondag om 11:30, 13:30 en 15:30 uur.

Het IDFA is dit weekend afgerond. Burma VJ – Reporting From a Closed Country van Anders Østergaard werd bekroond met zowel de VPRO Joris Ivens Competitie Award als de Movies That Matter Human Rights Award. Aliona van der Horst ontving de Zilveren Wolf Award voor Boris Ryzy. De Special Jury Award ging naar Forgetting Dad van Rick Minnich en Matthew Sweetwood. De First Appearance Award werd gewonnen door Andrei Dascalescu met zijn documentaire Constantin and Elena.

Voor degenen die het IDFA hebben gemist: vanaf 3 januari gaat het IDFA on tour! In verschillende steden zal een aantal van de favorieten van het afgelopen festival worden vertoond.



NieuwsFilm

meest populair