In een interview met filmcriticus Roger Ebert vertelde Connery dat The Name of the Rose zijn zwaarste project was. De film, geregisseerd door Jean-Jacques Annaud, was gebaseerd op de gelijknamige roman van Umberto Eco. "God, het was een van de moeilijkste films die ik ooit heb gemaakt," zei hij.
Andere castleden
Connery speelde de Franciscaner monnik William of Baskerville, die in een middeleeuws klooster een reeks mysterieuze moorden onderzoekt. Naast hem schitterden Christian Slater en F. Murray Abraham. De opnames vonden plaats in een Duits klooster en op speciaal gebouwde sets in Italië.
De omstandigheden waren zwaar: de temperatuur was zo laag dat de adem van de acteurs zichtbaar was. "Je kon je eigen adem zien," herinnerde Connery zich. Hoewel dat visueel sterk werkte, maakte het filmen uitputtend. Ook moesten alle dialogen later opnieuw worden ingesproken vanwege storend achtergrondgeluid.
Problemen
Connery vertelde dat het nagesynchroniseren tien extra draaidagen kostte. "Geen enkele zin kon worden gebruikt," zei hij gefrustreerd. Toch was de acteur vastbesloten het project af te ronden, vooral omdat hij een grote bewondering had voor Eco's roman, die wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht.
Volgens Connery was de filmervaring ook een les in Europese filmcultuur. Hij merkte op dat Italiaanse regisseurs, zoals Federico Fellini, vaak zonder geluidsopnames werkten en de dialogen later toevoegden. "Soms laten ze acteurs gewoon tot tien tellen," grapte Connery.
Moeite waard
Ondanks alle moeilijkheden groeide The Name of the Rose uit tot een artistiek succes. De film bracht wereldwijd meer dan 70 miljoen dollar op en leverde Connery een BAFTA Award op voor Beste Acteur. Voor velen was dit een bewijs van zijn toewijding en vakmanschap.