In 1927 werkte Hitchcock aan The Lodger, een vroege Britse thriller. Tijdens de opnames kwam een figurant niet opdagen, en Hitchcock besloot toen maar zelf in beeld te verschijnen. Zo ontstond een van de bekendste filmtradities ooit.
Van toeval naar handelsmerk
Het begon dus als noodoplossing: Hitchcock vulde simpelweg een leeg plekje op het scherm. Maar het publiek begon de regisseur steeds vaker te herkennen, en zijn korte verschijningen groeiden uit tot een speelse gimmick.
In interviews noemde Hitchcock het een "bijgeloof" dat uitgroeide tot een grap. Hij begon zelfs zijn cameo's expres vroeg in de film te plaatsen, zodat kijkers daarna niet langer afgeleid waren door het zoeken naar zijn gezicht.
Een handtekening op zijn films
De cameo's waren als het ware een handtekening op zijn films. Het werd een soort 'Where's Waldo?' voor filmliefhebbers, een speelse beloning voor de oplettende kijker.
Er wordt vaak beweerd dat Hitchcock dit deed om kosten te besparen. Maar daar klopt niets van: de reden was puur praktisch en later vooral persoonlijk. Zoals hij zelf schreef in een brief aan The New York Times: "Het begon allemaal met een tekort aan figuranten."
Een van de succesvolste regisseurs ooit
Uiteindelijk maakte Hitchcock meer dan 35 cameo's in zijn eigen films. En elke keer opnieuw keken fans uit naar dat ene moment waarop de regisseur zélf even door beeld liep.
Alfred Hitchcock wordt nog steeds gezien als een van de grootste regisseurs ooit. Films als Psycho en Vertigo zijn tijdloos populair en worden vaak genoemd in lijstjes van beste films aller tijden. Ondanks vijf Oscar-nominaties won hij er geen, maar hij kreeg wel een ereprijs voor zijn invloed op de filmgeschiedenis.