We treffen de regisseur daags nadat zijn film het Internationaal Filmfestival van Rotterdam (IFFR) opende. Hij heeft net weer een Q&A achter de rug. In de grote hal van Pathé Schouwburgplein blokkeren enthousiaste nieuwe fans hem de weg naar de wc. Vriendelijk, maar ook met een subtiel laagje schuchterheid, staat regisseur Michiel ten Horn de bezoekers te woord. "Dit was echt wel de beste Nederlandse film die ik ooit heb gezien", zegt een van hen. Wat doe je met zulke grote lof? Ten Horn neemt vooral een bescheiden houding aan, maar accepteert dankbaar wat er wordt gezegd.
Fabula is Latijn voor 'verhalen', en het zijn zulke fabels, parabelen en volkslegendes die de onderpresterende Limburgse beroepscrimineel Jos (Fedja van Huêt) aangrijpt om zin te maken van zijn leven. Is zijn familie vervloekt? Dat vraagt hij zich af na een misgelopen drugsdeal, waarbij zijn merkwaardige broer er met het geld en de waren vandoor lijkt te zijn gegaan. Opgescheept met zijn kromlopende vader en de Turks-Limburgse handlanger Özgür (Sezgin Güleç) - die bovendien verloofd is met zijn dochter - zoekt hij naar de spullen. En ook naar de zin van zijn onopmerkelijke bestaan.
Dit verhaal is persoonlijk voor Ten Horn. Het is de eerste keer dat hij zijn eigen speelfilm helemaal zelf heeft neergepend, en dat uit zich vooral in hoezeer het Limburgse ervan afdruipt. Met een dikke laag ironie, maar ook onderliggende affectie. Van Huêt leerde het Venloose dialect feilloos spreken, zo ook zijn belangrijkste tegenspeler Güleç. Maar ook zijn stevige hang naar art direction en de strak afgemeten cameravoering springen als vanouds in het oog. Zodra we een rustig plekje hebben gevonden in festivalhart De Doelen, kan het gesprek beginnen.
Waarom moest deze film in het Limburgs worden opgenomen? Dat lijkt misschien een voor de hand liggende vraag, maar het gebeurt niet altijd.
"Ik kan me nog herinneren dat ik ooit de film Nynke zag, een Nederlandse film volledig in Fries. Daardoor zat ik niet naar een Nederlandse film te kijken. De taal gaf wat meer afstand, waardoor ik beter naar een kostuumdrama in historische context kon kijken. Ik dacht: dat gaat bij Fabula ook helpen! Bij de gekte en het absurde van deze film. Maar de belangrijkste reden is dat het zich in Limburg afspeelt natuurlijk. Toen ik als puber Van God Los zag, dacht ik: dit is een fantastische film, maar waarom spreken zij met een accent en niet in het dialect? Terwijl het daarmee voor een acteur veel makkelijker geloofwaardig te krijgen is."
Fedja van Huêt is van origine geen Limburger, maar hij vliegt dat goed aan.
"Hij was van meet af aan niet bang was voor het dialect. Ik heb hem wel vriendelijk gevraagd of hij toch ervoor openstond om een soort auditie te doen. Terwijl hij dat echt niet altijd doet, want waarom zou hij ook?"
Ja, als er een Nederlandse acteur is die de rollen voor het uitkiezen heeft...
"Het was eigenlijk Gijs Naber, die echt een vriend van me is geworden sinds Aanmodderfakker, die steeds weer zei: je moet echt naar Fedja. Maar toen ik met Fedja sprak, ja, je zit dan met zo'n keurige, welbespraakte, intelligente acteur te praten. Ik hoefde niet te twijfelen over zijn kunnen, natuurlijk. Maar ik vertelde hem wel over de moeilijkheidsgraad van dit karakter: het dialect, de komedie, wat voor lowlife hij is. En zo'n auditie wilde hij wel doen.
Toen was ik zo ontiegelijk onder de indruk! Eigenlijk was hij al voor tachtig procent meteen Jos uit de film. Ja, dan helpt een bril en een snor en een bepaalde houding ook nog heel erg mee, maar hij snapte dat personage meteen heel goed, de frustratie van zo'n man. Hij kon daar helemaal in verdwijnen."
Hoeveel van de uiteindelijke Jos stond al in het scenario, en hoeveel ontstaat er pas na de casting, als je samen aan zijn personage werkt?
"Ik heb het idee dat dat echt wel veel is, en dat een acteur simpelweg al dan niet in past. Ook bij Fedja zag ik bij de auditie al dat het helemaal klopte wat hij deed. Vervolgens neemt een acteur ook nog een hele hoop van zichzelf mee, maar de Jos die ik in mijn hoofd had, wijkt niet zo erg af van wat Fedja uiteindelijk heeft gedaan. En dat wil ik niet laten klinken alsof Fedja zomaar in de pas gaat lopen. Maar hij werkt gewoon heel goed voor die rol: hij begreep heel goed wat ik zocht."
En hij levert vervolgens ook, lijkt me.
"Wat dat betreft is hij een soort tovenaar. Je vergeet bijna dat hij het is soms, omdat hij zo goed is! Het is ook een hele technische film, maar hij was niet bang voor de manier waarop ik film. Met veel aandacht voor de mise-en-scène en long takes. Er zijn ook Nederlandse acteurs die dat te dwingend of sturend vinden, en zich daar oncomfortabel bij gaan voelen. Fedja zei: 'Ik vind dat alleen maar leuk.'"
En Sezgin, die is volgens mij nog vrij onervaren als acteur. Hoe stuur je dat zo goed mogelijk aan?
"Nou ja, deels was ik er snel van overtuigd dat hij de juiste persoon zou zijn voor deze rol. We hadden hem al veel eerder gecast dan Fedja. Ook omdat zijn hele voorkomen, zijn komische timing en zijn kwetsbaarheid als mens, allemaal in die rol van Özgür zaten. Het was natuurlijk spannend of hij als niet-Limburger en niet-acteur dat dialect echt onder de knie zou krijgen, en daar hebben we hard aan getrokken. Ik heb altijd wel geloofd dat het goed kwam. Maar Fedja is natuurlijk super ervaren is en die heeft Sezgin ook heel erg meegetrokken. Sezgin heeft overigens van zichzelf echt een heel groot vertrouwen in wie hij is, en hij wilde graag leren.
Hij maakt shows als komiek, daardoor kwam hij ook met grappen. Hij zei: 'Is het grappig als ik dit doe of dit doe?' Zulke dingen bleef hij maar voorstellen, ook als ik iets soms niet zo'n goed idee vond. Er zitten best wat grappen van hem in de film."
O ja? Zoals?
"De 'baklavlaai' is van hem. Terwijl we door Venlo liepen op 'excursie', kwam hij met die grap. Het is er een die hij nooit in zijn eigen show zou stoppen, maar die hebben wij nu wel helemaal door de film heen gevlochten. Ja, dat is heel dankbaar."
We hadden het er al over, maar stilistisch ben je heel sterk. Al na De Ontmaagding van Eva van End, maar nog meer na Aanmodderfakker, werd je in de pers onthaald als 'de Nederlandse Wes Anderson'. Was je het daar een beetje mee eens? Of kon je daar maar weinig mee?
"Nou kijk, toen ik Eva van End maakte, kende bijna niemand Wes Anderson nog, buiten de filmliefhebbers om dan. Vooral daarna werd hij ontzettend bekend en vaak gekopieerd. Ja, ik ben beïnvloed en in vind vooral zijn vroegere films geweldig. Maar ik probeer hem niet te kopiëren. En ik vind de vergelijking ook een beetje makkelijk. Zo van: iedere keer als de camera op de as staat, is het Wes Anderson. Maar zíjn films lijken in die zin juist weer op die van Jacques Tati of zelfs Stanley Kubrick.
Grappig genoeg merk ik nu een beetje dat bij deze film vergelijkingen worden gemaakt met Guy Ritchie en Tarantino. Waarschijnlijk omdat er een ontploffend hoofd in zit en een McGuffin. Ik vind die vergelijkingen niet erg overigens, maar toch..."
Je bent als maker niet op zoek naar die vergelijking.
"Nee, ik heb hun werk ook niet herbekeken voor ik aan deze film begon. Maar ik vind het ook zeker geen belediging. Natuurlijk niet! Als het je aan zulke makers doet denken, is dat super tof. Aan de andere kant ben ik er wel gevoelig voor als mensen denken dat het een soort kopieergedrag is."
Die vergelijking met Wes Anderson kwam misschien ook meer door de nadrukkelijke kleurstelling die je bij je eerste twee films had.
"Zeker, bij Eva van End was ik daar ook absoluut veel meer mee bezig, ja."
En in Aanmodderfakker komt een bepaald soort blauw best veel terug.
"Nee klopt, ik heb dat ook allemaal zo gekozen. De kleur van Gijs Nabers' T-shirt ging mee met zijn gemoed. Maar je probeert vooral kleuren te vermijden. Daarom vind ik het vroegere werk van Wes Anderson zo indrukwekkend: het is buitengewoon moeilijk om in een echte-wereldcontext, zeker met beperkte budgetten, toch iets gestileerds te maken. Want overal hangen bijvoorbeeld bordjes en zo. Dan ben je heel snel weer gewoon in de echte wereld. Om iets gestileerds te maken is dan heel omslachtig, en dat kost tijd en energie en geld eigenlijk ook."
Ik moet wel zeggen dat ik al bij Eva van End ook heel duidelijk een persoonlijke handafdruk zag. Dat ik juist bij bepaalde beelden zoiets had van: dit zou Wes Anderson nooit doen. Op een positieve manier, dan. Was je sowieso meer op zoek naar dat soort eigenheden?
"Nou, niet per se op zoek. Ik denk dat je als filmmaker zo veel mogelijk probeert te doen wat je mooi vindt, en ook wat je cameraman of je team mooi vindt. Als je dat zo streng mogelijk doet, ontstaat daar per ongeluk een soort van stijl. En ik moet zeggen dat je dan op een gegeven moment ook wel opmerkt, vooral bij een eerste lange film: vallen we nou niet in een herhaling? Maar het antwoord is dan 'nee', want als je zevenentwintig dagen draait, ontstaan er negentig minuten aan film die juist heel stijlvast zijn."
Kun je dat verschil tussen herhaling en stijl tijdens op de set al goed aanvoelen? Of zie je dat pas terug later bij de montage misschien?
"Nou, je ziet het vooral wanneer het eens niet lukt om die stijl te bewaren. Dus als je bijvoorbeeld noodgedwongen één keer je camera op de schouder moet leggen omdat je niet de tijd hebt om de boel om te bouwen. Of dat je de omgeving een keer niet naar je hand kunt zetten. Dan breek je die magie van een gestileerde film.
"Nou moet ik zeggen dat ik ook bij deze film heel blij was, omdat het landschap toch echt wat anders is dan wat je misschien gewend bent van Nederlandse films. Ik dacht: dat is zo heerlijk, als je dat cadeau krijgt."
Wat wel meteen opvalt, is dat Fabula weliswaar gestileerd is, maar vergeleken met die eerdere films wat duisterder en grijzer. Met vooral felrood als de kleur die het heel erg opbreekt. Wat is de gedachte daarachter?
"Deze film vroeg om iets meer viezigheid, denk ik. Met korrel over het beeld en modder; en we wilden natuurlijk draaien met grijze lucht en kale bomen. Maar ik denk wel dat ik qua cameravoering toch altijd wel een beetje naar dezelfde keuzes neig. Al is dit wel door een andere cameraman gedraaid dan die eerste twee. Ik houd toch wel van zoveel mogelijk symmetrie en veel mise-en-scène en om zulke shots te maken. Dat ben ik eigenlijk alleen maar meer aan het doen. Maar ik durf nu wel mijn acteurs veel meer te laten bewegen dan bij mijn eerdere films."
Die vergelijking met Tarantino en Ritchie is best apart, ik had veel meer de associatie met A Serious Man en andere films van de Coen Brothers. Natuurlijk ook doordat er zo'n proloog in zit...
"Ik moet zeggen dat ik A Serious Man heb herkeken voor deze film. In de scenariofase, met de cameraman. Vooral ook om te kijken hoe ze daarin sprongen maken van steeds een kort verhaal, in een andere setting. De Coens zijn gewoon de beste, zeker op het crossover tussen komedie en misdaad zijn zij de allerbeste. Behalve die film waren Barton Fink en The Big Lebowski ook inspiratiebronnen."
Het zijn alle drie titels waarin ook heerlijk een zekere betekenisloosheid aan dingen wordt meegegeven. Daar zie je ook sporen van in Fabula. Waarvan ga jij het meeste aan bij het zien van hun films?
"De details bij al die bijpersonages, die daardoor meteen iemand zijn. In A Serious Man verschijnt een hoestende vrouw. Ik weet precies wie ze is en hoe haar huis er bijvoorbeeld uitziet, alleen maar omdat ik haar drie keer heb zien hoesten in zo'n scène. Dat is ongelofelijk, toch? En ook die scène met het muntje uit No Country For Old Men, dat staat me meer bij dan de hele rest van de film."
In jouw films zit vaak iets van een zeker melancholie. Is dat iets wat uit jezelf komt, en dan per ongeluk in de films verschijnt?
"Nee, ik voel me vrij duidelijk aangetrokken tot de tragiek van een antiheld. Dat een personage echt bont en blauw is en onder de modder zit. En het mag ook ontroerend zijn. Dat is het allermooiste toch? Een lach en een traan. Ik hou ervan als iemand een flink pak rammel moet ondergaan om uiteindelijk zijn verlossing te verdienen. Om terug te keren naar wie hij echt is. Dat vind ik zelf altijd mooi om in films te zien ook."
Tussen Aanmodderfakker van elf jaar geleden en deze heb je zeker niet stilgezeten, met onder andere de Neflix-serie Ares en de kinderfilm Hotel Sinestra. Maar het duurde wel even voordat je met een speelfilm als deze kwam; met jouw superpersoonlijke stempel erop. Wat is er in die tussentijd gebeurd?
"Aanmodderfakker hebben we vrij snel na Eva van End kunnen maken, doordat het een Telefilm is. Met een relatief klein budget dus. Die film werd eigenlijk wonderwel, vonden we allemaal, heel erg goed. Daarna ben ik wat kritischer geworden over wat ik wilde maken en met wie ik wilde werken. En deze film wilde ik maken met alle ambities die daarbij horen.
Het is bovendien moeilijk om een film als deze te verkopen. Het is geen bekend boek, geen historisch drama, geen puur arthouse en ook geen pure genrefilm. Het is moeilijk te duiden, en ook het scenario schrijven heeft me lang gekost."
Je hebt dus vooral aan deze film gewerkt in de tussentijd.
"Ook aan projecten die ik uiteindelijk niet goed genoeg vond, en die we niet zijn gaan filmen. Meteen na Aanmodderfakker konden we nog iets maken van een soortgelijke omvang. Dat wilde ik toen niet. Ik vind het soms gewoon te heftig om te filmen. En ik was na dat succes ook een soort bewijsdrang kwijt, misschien. Dat helpt ook. Maar het eerlijke antwoord is dat ik Fabula ook liever veel sneller had gemaakt."
Lees ook onze recensie van Fabula