Moore speelde James Bond maar liefst zeven keer tussen 1973 en 1985. Zijn versie week duidelijk af van die van Sean Connery. Waar Connery koel en dreigend was, koos Moore bewust voor humor, zelfspot en een lichte knipoog naar het publiek.
Eigen stijl
Zijn debuut als Bond kwam met Live and Let Die, een film die wereldwijd ruim 160 miljoen dollar opbracht. Vanaf dat moment was duidelijk dat Moore's Bond luchtiger was. De scripts werden aangepast aan zijn charme, met meer woordgrappen en theatrale wenkbrauwen.
Moore vond dat ook logisch, zo vertelde hij later. James Bond was volgens hem zó beroemd binnen zijn eigen universum, dat het onmogelijk was om hem bloedserieus te spelen. Iedereen kende zijn naam, drankje en reputatie, wat het personage bijna absurd maakte.
Ander pad
In interviews zei Moore dat hij Bond daarom "tongue-in-cheek" speelde. Hij zag de spion als een soort levende grap, iemand die gevaar en glamour combineerde met ironie. Films als Moonraker en The Man with the Golden Gun onderstreepten die speelse toon.
Opvallend genoeg had Moore veel waardering voor zijn opvolgers. Vooral Daniel Craig's rauwe aanpak in Casino Royale kon hij waarderen. Volgens Moore speelde de reeks slim in op trends en was een harde, realistische Bond simpelweg passend voor die tijd.
Nieuwe visie
Of de volgende Bond weer lichter of juist gritty wordt, is nog afwachten. Moore's interpretatie voelt voor jongere kijkers misschien ouderwets, maar zijn succes spreekt voor zich. Hij bewees dat James Bond vele gezichten kan hebben, zelfs als het "een grote grap" is.