Het maken van een film over de ondergang van de Titanic is kennelijk minder belangrijk voor filmmaker James Cameron dan het echte vaartuig dat op de bodem van de oceaan ligt. 106 jaar geleden raakte het schip een ijsberg en zonk. Tussen 1987 en 2004 vonden er diverse duikexpedities plaats, uit het wrak werden er dikwijls voorwerpen meegenomen. Een reeks Britse musea wil deze nu bemachtigen en tracht 20 miljoen dollar in te zamelen om dat te verwezenlijken. Zowel Cameron als Robert Ballard - de oceanograaf die het wrak ontdekt heeft in 1985 - steunen hun doel.
Het zou gaan om een collectie van 5500 voorwerpen, in het bezit van een Amerikaans bedrijf dat faillissement aangevraagd heeft. Gisteren is de campagne begonnen om de historische objecten te redden. De 63-jarige Canadese regisseur is bang dat de collectie in delen verkocht wordt en dat de serie hierdoor opgebroken wordt. "Dat is waarom mensen met een beschermende rol in actie zijn gekomen en de handen ineen hebben geslagen. Het is een ongelofelijk stuk geschiedenis, een praktijkvoorbeeld over de hoogmoed van de mens."
Maar dat is helemaal niet wat Cameron wil. "Ze zouden dat eraf kunnen halen en een groot stuk kunnen meenemen naar de oppervlakte - achterlatend een vreselijk en verminkt wrak. Ik vind dat het een groter doel vervult, zowel als een monument als een begraafplaats. Ik ben fel tegen het naar beneden duiken en meenemen van belangrijke stukken van het schip, met de bedoeling deze over de hele wereld te verspreiden."