Recensie

This Must Be the Place (2011)

Sean Penn is geniaal als depressieve rockster op leeftijd die na de dood van zijn vader diens zoektocht naar zijn beul uit Auschwitz voortzet.

in Recensies
Leestijd: 4 min 5 sec
Regie: Paolo Sorrentino | Cast: Sean Penn (Cheyenne), Frances McDormand (Jane), Judd Hirsch (Mordecai Midler), Eve Hewson (Mary), Kerry Condon (Rachel), Harry Dean Stanton (Robert Plath), Shea Whigham (Ernie Ray), David Byrne (als zichzelf), e.a. | Speelduur: 118 minuten | Jaar: 2011

Paolo Sorrentino (Il Divo) maakt met het door hem geschreven en geregisseerde This Must Be the Place zijn eerste film buiten Italië. De titel verwijst naar de gelijknamige song uit 1983 van Talking Heads, de kunstacademieband van David Byrne. Het verhaal: Sean Penn als diepbedroefde rockster strompelend door een tragikomisch universum op de tonen van de newwaveklassieker, op zoek naar een oorlogsmisdadiger. Het klinkt geniaal en dat is het ook.

Cheyenne slijt zijn dagen met het zwalken met zijn boodschappentas op wieltjes, het als verdoofd voor zijn plasma-tv staan en het lakken van zijn teennagels. Al vanaf de eerste shots is de toon gezet. De kijker is deelgenoot van de tragiek van een rockster die geen rockster meer is. Het enige wat hem nog een vorm van concreetheid verschafte, is weg. De vijftiger is getooid met een haardos en make-up à la Robert Smith (The Cure) en gezegend met een motoriek, verwondering en algehele misplaatstheid (niet vervelend bedoeld) die aan Ozzy Osbourne doen denken. Met zijn vrouw Jane woont hij in een uit de kluiten gewassen villa in Dublin. Regelmatig wordt hij aangeklampt door jonge fans, nog elke dag wordt hij nagestaard of uitgelachen. Hij doet niks omdat hij niks hoeft te doen. Hij hoeft niets te doen omdat hij kan teren op zijn verleden als rockmuzikant. En rockmuzikant is hij alleen maar geworden omdat de depressieve jongeren van die tijd depressieve muziek wilden horen en Cheyenne and the Fellows dat als de beste konden spelen. Vluchten in nicotine of drugs kan hij niet, omdat hij volgens zijn echtgenote nooit opgehouden is kind te zijn en hij er te bang voor is. Hij geeft geen enkele richting aan zijn leven. Cheyenne leeft het leven alsof hij aan de zijkant staat toe te kijken.

Dan krijgt hij telefoon uit New York dat zijn vader op sterven ligt. Het boodschappentasje wordt verruild voor een rolkoffer en hij vertrekt naar de VS om zich te herenigen met de man die hij meer dan dertig jaar niet gesproken heeft. Per cruiseschip, want vliegen durft Cheyenne niet. Met als gevolg dat zijn vader, tegen de tijd dat hij bij zijn streng Joodse familie aankomt, inmiddels overleden is. Van de enige neef die de moeite neemt om met hem te praten, hoort hij dat zijn vader de laatste decennia van zijn leven gewijd had aan maar één ding: het opsporen van zijn beul uit Auschwitz, die ergens in Amerika woont. Cheyenne besluit de zoektocht voort te zetten en gaat, ondersteund door zijn vaders dagboek, diens gangen na.

Maar niet voordat hij een bezoek heeft gebracht aan een concert van Talking Heads’ Byrne. Tegenover zijn oude makker klapt hij uit de school over zijn gevoelens. Het geeft alle voorbije beelden betekenis en de scènes die nog volgen extra gewicht. Wat volgt is een roadtrip die doet denken aan de al even tragikomische genregenoten als About Schmidt en Away We Go, maar die tegelijkertijd ook lastig met andere films te vergelijken is. Sfeerimpressies zijn nooit zomaar sfeerimpressies. Elk detail doet ertoe, elke scène is een verhaal op zichzelf. Een afgetrainde skater die instant haat opwekt gaat genadeloos onderuit in het park, een buurtbewoner loopt verkleed als superheld over straat. Het is een eigenzinnige manier van film maken en eentje die boeiende cinema oplevert. Het verschaft de regisseur de mogelijkheid een keur aan kleurrijke figuren de revue te laten passeren. Veel obesitas, een echtpaar dat getweeën legpuzzels oplost en daarmee de wanden opleukt, maar ook het schattigste filmzoontje sinds Jerry Maguire.

De Italiaan werkt met contrasten: lichtvoetigheid versus ernst, het verleden tegen het heden, armoede versus luxe (het Ierse en Amerikaanse klootjesvolk aan de ene kant, Cheyenne en zijn vrouw als ‘happy’ few aan de andere). Het grootste goed is de zeer geslaagde mengeling van komedie en tragedie. Het is het één en tegelijkertijd het ander, schrijnend én grappig.

Zowel de regisseur als de hoofdrolspeler weet precies de juiste snaar te raken. Een droevige rockster op leeftijd had makkelijk kunnen verworden tot een karikatuur. Van een rariteitenkabinet is geen moment sprake, noch van een veroordelende blik van een Europese cineast op het in alle opzichten waanzinnige Amerika. Penn is steengoed en doet ons kijkers versteld staan zoals elke nieuwe scène de kijker eveneens verbaast.

Als portret van een verdrietige ouwe rocker is Sorrentino’s film buitengewoon geslaagd; de queeste van de hoofdpersoon in de VS is een beetje meanderend. Ook vertilt de cineast zich enigszins aan de afwikkeling van het Holocaustmotief. Maar wat een geestige en intelligente film mis je als je deze aan je voorbij laat gaan. En wat een treffende en meesterlijke momenten. This Must Be the Place is een oorspronkelijke en onweerstaanbare tragikomedie.