Recensie

The King's Speech (2010)

Masterclass acteren van Colin Firth en Geoffrey Rush.

in Recensies
Leestijd: 2 min 45 sec
Regie: Tom Hooper | Cast: Colin Firth (Koning George VI), Geoffrey Rush (Lionel Logue), Helena Bonham Carter (Koningin Elizabeth), Guy Pearce (Koning Edward VIII), Michael Gambon (Koning George V), Timothy Spall (Winston Churchill), e.a. | Speelduur: 118 minuten | Jaar: 2010

“Vertel eens een mop”, vraagt de therapeut van Colin Firth hem bij de eerste kennismaking. Firth struikelt even over zijn woorden en antwoordt dan: “Timing is niet mijn beste eigenschap.” Het is één van de vele momenten waarop Firths timing perfect is. The King’s Speech leunt zwaar op het articulerend vermogen van de cast. Colin Firth valt direct op, maar de rest van de cast doet niet voor hem onder.

Sinds hij zich kan herinneren heeft prins Albert al een spraakgebrek. Dit heeft te maken met een eenzame jeugd aan het hof waar de kinderjuffrouw en zijn oudere broer Edward het hem niet altijd makkelijk maakten. Thuis noemt men hem Bertie, een bijnaam die hij ook als volwassen man niet van zich af heeft kunnen schudden.

Als Albert namens zijn vader een boodschap aan het volk moet voorlezen, lukt het hem niet de woorden uit zijn mond te krijgen. Het beweegt zijn vrouw ertoe de hulp van spraaktherapeut Lionel Logue in te schakelen, de zoveelste die ze proberen. Het eerste contact tussen de twee tegenpolen verloopt moeizaam. Albert, die als lid van het koninklijk huis zijn best doet de afstand te bewaren, en Logue, die doorheeft dat Albert vooral een vriend nodig heeft die als gelijke tegen hem kan praten.

Gelukkig is niet Albert, maar zijn broer de troonopvolger en is het voor Albert mogelijk het publiekelijk spreken tot een minimum te beperken. Tot Edward opeens afstand doet van de troon om de vrouw van wie hij houdt te trouwen. Tegen wil en dank wordt Albert koning George VI. Met hulp van Logue groeit Albert steeds meer naar het onvermijdelijke speechmoment aan het slot van de film toe. En hoe meer zijn zelfvertrouwen groeit, des te meer ruimte Albert ook in het beeld opeist. Het is de subtiele manier waarop camera en montage de rol van Firth nog meer kracht bijzetten.

Het samenspel tussen Firth en Logue is de grootste attractie van The King’s Speech. Grote delen van de film bestaan uit niets meer dan deze twee pratend tegenover elkaar. Het zijn prachtige scènes waarin beide grootheden elkaar opstuwen tot prestaties die voor beiden een hoogtepunt in hun toch al indrukwekkende carrières betekent.

Maar laten we vooral de rest van de cast niet vergeten. Zoals Helena Bonham Carter, die we de laatste tijd vooral kille en onsympathieke rollen zagen spelen (Harry Potter, Alice in Wonderland), maar die nu straalt als liefdevolle steun en toeverlaat van een man op wie alle ogen gericht zijn. Ook kleine rollen als die van Winston Churchill of aartsbisschop Cosmo Lang, gespeeld door respectievelijk Timothy Spall en Derek Jacobi, worden perfect ingevuld. Sommige acteurs hebben maar heel weinig tijd nodig om een ijzersterke indruk achter te laten.

The King’s Speech is een masterclass in acteren. Aan de basis staat een subliem scenario, het verhaal is feilloos vastgelegd door regisseur Tom Hooper en de film wordt prachtig ondersteund door de muziek van Alexandre Desplat, maar uiteindelijk zijn het Firth en Rush die The King’s Speech tot ongekende hoogte tillen. Woorden van lof schieten tekort.