La Rafle.
Recensie

La Rafle. (2010)

Waargebeurde verhalen uit het Parijs van 1942. Helaas is het ene minder interessant dan het andere.

in Recensies
Leestijd: 2 min 31 sec
Regie: Roselyne Bosch | Cast: Melanie Laurent (Annette Monod), Gad Elmaleh (Schmuel Weismann), Raphaëlle Agogué (Sura Weismann), Jean Reno (Dr. David Sheinbaum), e.a. | Speelduur: 124 minuten | Jaar: 2010

De openingssequentie, die uitsluitend uit korrelige zwart-witbeelden bestaat, toont het Parijs uit de Tweede Wereldoorlog. Voor vele Nederlanders een relatief onbekend beeld, want we weten vooral veel over de oorlog in eigen land en in Duitsland uiteraard. La Rafle. (met punt) belicht de Jodenvervolging in Parijs vanuit verschillende perspectieven, die helaas lang niet allemaal even interessant zijn.

Parijs in 1942. Als de Jodensterren worden ingevoerd reageert iedereen daar verschillend op, maar nog altijd zijn de meesten hoopvol dat het goed zal aflopen. Dit verandert rigoureus in de vroege ochtend van 16 juli van dat jaar. Franse agenten in uniform dringen de huizen binnen. Onder andere de familie Weismann wordt van hun bed gelicht en samen met talloze lotgenoten naar het wielerstadion Vélodrome d’Hiver afgevoerd. De eveneens bij de razzia opgepakte Joodse dokter Sheinbaum doet wat hij kan in het wielerstadion en wordt daarin bijgestaan door de protestantse Rode Kruisverpleegster Annette Monod die gechoqueerd is door de opstelling van de Franse overheid en de collaborateurs. Van het Vélodrome d’Hiver met dertienduizend opeengepakte gevangenen tot doorgangskamp Beaune-la-Rolande, van Vichy waar onderhandeld wordt over de aantallen op te pakken Joden tot Berchtesgaden waar Hitler en Eva Braun feestjes geven voor Arische kinderen: La Rafle. volgt de lotgevallen van de slachtoffers en de beulen.

De beelden en verhalen krijgen een extra lading als je tijdens het kijken terugdenkt aan de openingsboodschap van de makers: ‘Alle personages uit de film hebben echt bestaan. En alle gebeurtenissen, zelfs de meest schokkende, hebben werkelijk plaatsgevonden, in die zomer van 1942.’

De makers leggen op krachtige wijze de nadruk op de persoonlijke verhalen van de oorlog, het drama dus. Dit wordt echter steeds onderbroken door scènes van politieke figuren en hun besprekingen. Niet alleen de Parijse politieke gesprekken worden getoond, maar zelfs Hitler komt enkele malen voorbij, in een vrij matige vertolking overigens.

De wisselingen tussen het drama en de politieke gesprekken werken ronduit storend, des te meer omdat laatstgenoemde niets toevoegen aan het verhaal. Het lijkt alsof de makers niet konden kiezen, een zwaktebod dat nadrukkelijk afbreuk doet aan de kwaliteit van de film als geheel. De scènes met de politieke figuren leiden af, halen het tempo uit de film en verminderen daarmee bovendien de kracht van de dramatische scènes.

Jean Reno, de enige grote naam in de film, speelt een relatief kleine rol. Als hij eenmaal in beeld komt was je eigenlijk al vergeten dat hij er ook in speelde. De belangrijkste rol is voor Melanie Laurent. Zij zet, evenals Gad Elmaleh en Raphaëlle Agogué, een voortreffelijke rol neer. De soundtrack van prachtige pianomuziek ondersteunt de soms licht melodramatische scènes uitstekend en zorgt er zelfs voor dat je tijdens de hele aftiteling blijft zitten. De sterke uitwerking van de treffende persoonlijke verhalen doen je des te meer realiseren hoe zwak en bovenal onnodig de politieke scènes zijn.