Lacombe Lucien
Recensie

Lacombe Lucien (1974)

Controversieel onderwerp in een algemeen als meesterwerk bestempelde film van Louis Malle.

in Recensies
Leestijd: 5 min 42 sec
Regie: Louis Malle | Cast: Pierre Blaise (Lucien Lacombe), Aurore Clément (France Horn), Holger Löwenadler (Albert Horn) e.a. | Speelduur: 141 minuten

Heulen met de vijand is eigenlijk alleen geaccepteerd als je daarmee levens van anderen kunt redden. Loop je slechts over om jezelf te redden, dan ben je een foute opportunist die aan de hoogste boom moet worden opgeknoopt. Van alle voorbeelden in onze recente geschiedenis is collaboreren met de nazi’s wel zo’n beetje het ergste wat je kunt hebben gedaan. Daarvoor is geen enkele smoes toereikend, of zijn er toch uitzonderingen? Een excuus voor zijn ongeplande lidmaatschap van de Gestapo heeft de boerenzoon Lucien Lacombe niet nodig. Van de achterliggende ideologie weet hij niets, en dat interesseert hem ook niet. Louis Malle confronteert het publiek met de pijnlijke geschiedenis van collaboratie onder het Vichy-regime, de in Vichy zetelende pro-Duitse regering van het nog onbezette deel van Frankrijk, maar zegt vooral iets over de menselijke aard.

Zelf beschouwt Malle dit als zijn beste film. Naast Au Revoir, les Enfants en Ascenseur pour l'Échafaud wordt de film algemeen erkend als een van zijn drie meesterwerken. De film getuigt in de eerste, tweede en derde plaats van enorme durf. Durf om over dit onderwerp een film te maken. Het Vichy-bewind heulde onder leiding van staatshoofd Henri Philippe Pétain met de nationaal-socialisten en voerde vier jaar lang een autoritaire, traditionalistische politiek waarin de vrijheid van pers werd ingedamd, de politiemacht uitgebreid en allochtonen, Joden, communisten en vakbonden het leven onmogelijk werd gemaakt. De leus “Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap” werd veelzeggend veranderd in “Werk, Gezin, Vaderland”. Na de invasie door de geallieerden vluchtte de regering naar Duitsland waar het in ballingschap verder regeerde. Uiteindelijk werden de kopstukken opgepakt en bestraft.

Dat Louis Malle deze inktzwarte jaren aankaartte, maakte zijn film al bij aanvang van de opnames berucht en er stonden vanaf de première continu lange rijen voor de bioscopen. De reacties waren overwegend positief in Frankrijk. De film won diverse prijzen en werd genomineerd voor een Oscar in de categorie Beste Buitenlandse Film. Toch is alleen een gedurfde onderwerpkeuze niet genoeg om van een goede speelfilm te spreken. Laten we eens zorgvuldig naar de film kijken om tot een nauwkeurig oordeel te komen.

Lucien Lacombe is een stugge, dommige boerenzoon, die zijn geld verdient als schoonmaker in een gesticht. Zijn personage wordt neergezet als een agressief, klierig joch wanneer in de openingsscène het getjilp van een vogeltje zijn aandacht trekt. Het gezang interesseert hem echter niets, want hij pakt direct zijn katapult en slingert het kleine vogeltje met een welgemikte actie de dood in. De stemming zit er dan al meteen goed in: Lucien is een ruwe gast, een echte boerenlul. Op de fantastische muziek van Django Reinhardt fietst de jongen vervolgens de heuvel af naar huis. Aangekomen op de boerderij is hij uiterst ongemanierd tegenover de arbeiders die zijn moeder helpen, omdat zijn vader in de gevangenis zit. Ook zijn eetmanieren laten te wensen over: ellebogen op tafel, smakken en schrokken maar.

Puur uit verveling wil Lucien lid worden van het verzet. Het is immers oorlog en in zijn dorp is het verzet uiterst actief. Dat is niet verwonderlijk, want in het nabijgelegen stadje zetelt een middelgrote afdeling van de Gestapo. De verzetsbaas wil Lucien echter niet bij zijn club hebben, omdat het er hard aan toegaat en hij Lucien daarvoor te jong acht. Als hij op weg naar zijn werk een lekke band krijgt, komt Lucien toevallig terecht in het hoofdkwartier van de Gestapo. Het is een wereld van rijkdom, wapens, drank, auto’s en vrouwen en hij ziet dat wel zitten. Al na een paar borrels verraadt hij de identiteit van de verzetsleider, en wordt als dank toegelaten als officieel lid van de Deutsche Polizei, want een dommekracht als hij kunnen ze altijd wel gebruiken.

Lacombe geeft geen enkele blijk van inzicht of zelfs interesse in de nationaal-socialistische ideologie. Hij doet mee omdat het zo uitkomt en daarmee basta. Zolang hij met zijn blaffertje mag zwaaien en wat gezag heeft, is het goed. De manier waarop hij France, de mooie dochter van een gevluchte Joodse kleermaker, het hof probeert te maken is van een ongekende opdringerige domheid. Zijn onwetendheid van het antisemitisme en zijn onvermogen om de dingen in een groter kader te plaatsen is stuitend en angstaanjagend. Louis Malle confronteert de kijker met een meeloper zoals je nog nooit hebt gezien in de verfilming van een dergelijk onderwerp. Nazi’s, fascisten en collaborateurs zijn toch in-en-in slechte mensen die een verwerpelijke ideologie aanhangen en op basis daarvan opgesloten dienen te worden in diepe kerkers? Alleen ontoerekeningsvatbaarheid zou ze eventueel vrij kunnen pleiten. Maar Lucien Lacombe is niet ontoerekeningsvatbaar, hooguit een beetje achterlijk.

Niet de verzetsgroep vormt de narratieve tegenhanger van de onbenullige ondeugd van Lucien, maar de drie-eenheid van France, haar vader en diens moeder: drie Joodse mensen, die na een succesvolle periode in Parijs gevlucht zijn voor de nazi’s. De eenzame France laat zich door de zelfverzekerde Lucien nog net het hof maken, maar vader en oma worden bijkans gestoord van zijn onwetendheid en afstotelijke opportunisme. De trotse vader wordt schitterend gespeeld door Holger Löwenadler, een van de weinige professionele acteurs in de film. Louis Malle wilde een cast die zoveel mogelijk uit amateurs bestond. Voor de hoofdrol vond hij in Pierre Blaise een geschikte kandidaat: een boerenjongen die nog nooit van zijn leven een boek had gelezen of een film had gezien. Stug, ruw en eigenwijs als Lucien zelf met een zwijgzaamheid die het de kijker mogelijk maakt de gehele film na te denken over de onnavolgbaarheid van zijn keuzes.

In Lacombe Lucien volgen we alleen het hoofdpersonage zelf. Er wordt nauwelijks een breder kader gecreëerd, wat de effectiviteit zeer ten goede komt. Het gaat tenslotte om onze reactie op het individu Lucien, een personage dat overigens geen seconde sympathie oproept. De volle 141 minuten heb ik met een mengeling van verbijstering en diepe antipathie de ondoorgrondelijkheid van het hoofdpersonage aanschouwd. Als document zegt de film dan ook weinig over de werkelijk bestaande nationaal-socialisten. Lacombe Lucien gaat over de verzachtende werking van polariserend, zwart-wit denken. Het maakt pijnlijk duidelijk hoe moeilijk het is om te oordelen over mensen die zonder politieke en morele waarden kiezen om een weg te bewandelen die geplaveid is met bloed en tranen zonder zich er ook maar een seconde om te bekommeren. Lucien Lacombe kun je niet simpelweg afdoen als de personificatie van de duivel zelf; hij is in de eerste, tweede en derde plaats vooral een toerekeningsvatbare boerenlul.



[doemaarrood]Lacombe Lucien verschijnt in een retrospectief van Louis Malle, dat van 18 mei tot en met 14 juni in het Filmmuseum te zien zal zijn. Van de eigengereide filmmaker worden elf films vertoond. Op 4 juni verzorgt de Franse filmcriticus Fabien Baumann voorafgaand aan de vertoning van Lacombe Lucien een inleiding.[doemaarrood]