Les Triplettes de Belleville
Recensie

Les Triplettes de Belleville (2003)

De film ontleent zijn kracht aan de rake sfeertekeningen, die getuigen van oprechte weemoed, en geïnspireerde momenten van pure cartooneske overdrijving.

in Recensies
Leestijd: 3 min 20 sec
Nu Japanse animatie in haar vele verschijningsvormen de wereld aan het veroveren is, en Disney zwaar heeft ingezet op de toekomst van visueel overdonderende 3D-tovenarij, lijkt een produktie als Les Triplettes de Belleville, waarin nostalgie de boventoon voert en zo goed als geen dialoog voorkomt, gedoemd om kopje onder te gaan. Gelukkig zijn de makers zich ervan bewust geweest dat je de Japanners en de Amerikanen niet op hun eigen terrein hoeft te verslaan om een boeiende tekenfilm te produceren.

Een grootmoeder, haar introverte kleinzoon Champion en hun hond vormen ergens begin jaren ‘50 een onafscheidelijk trio, dat naar alle tevredenheid woont in een rustig vrijstaand huis aan de rand van Parijs. Samen kijken ze op de televisie - een nogal opmerkelijk bezit voor die tijd - naar glamoureuze sterren van weleer: Josephine Baker, Fred Astaire en de zingende drieling Les Triplettes de Belleville, op het eerste gezicht verre familie van Tante Sidonia. De kleine jongen is gek van wielrennen, en Oma verrast hem door hem een rode driewieler kado te geven, wat een werkelijk ontroerend moment oplevert. Jaren later, als de moderne wereld inmiddels is opgerukt en een pal naast het huis aangelegde spoorlijn denderende forensentreinen langsvoert, traint Champion in de kronkelige straten van Parijs voor de Tour de France. Oma rijdt onverstoorbaar achter hem aan op de driewieler, met een fluitje het tempo aangevend. Even later zien we haar met hetzelfde fluitje bovenop de bezemwagen zitten, met de dikke lobbes van een hond naast haar, Champion aansporend tijdens de Tour de France.

Het verhaal verandert in een misdaadavontuur wanneer Champion tijdens een bergetappe door Franse mafiosi wordt ontvoerd en op een vrachtschip over de oceaan naar Belleville wordt gedeporteerd, om ingezet te worden in een typisch Franse tak van de gokindustrie.

Maar de mafiosi hebben buiten Oma gerekend, die samen met de hond op een waterfiets de oversteek maakt naar Belleville om haar kleinzoon te redden. Belleville is eigenlijk New York met een paar onverklaarbare Franse trekjes, waar de bespottelijk corpulente inwoners zich te goed doen aan ‘chiens chauds’. Oma en de hond ontmoeten in een achterwijk van Belleville de inmiddels bejaarde, maar nog steeds optredende Triplettes, die hun hulp aanbieden in Oma’s plan om de Mafia te slim af te zijn en Champion te bevrijden.

De in en in Franse animatiefilm Les Triplettes de Belleville werd door maker Sylvain Chomet opgedragen aan zijn ouders en is duidelijk het produkt van een zeer persoonlijke inspiratie. Juist daardoor spreekt de film zo aan, en weet hij nostalgie op te roepen naar een tijd die de meesten onder ons niet eens hebben meegemaakt. Vooral de scènes in Oma’s huis en de evocatieve geluidseffecten sorteren hetzelfde effect als de eerste minuten van Amélie, waarin door de even scherpe als sentimentele observatie van enkele details een wereld aan jeugdherinneringen werd opgerakeld. Daarnaast is het een film waarin enkele hilarische vondsten voorkomen; Oma is behalve met een klompvoet behept met een vindingrijkheid waar McGyver jaloers op zou zijn. Haar huis- tuin- en keukenvariant op professionele sportmassage, de manier waarop ze het probleem van een klapband bij een Citroën-busje oplost, en haar vermomming als klusjesman van de Franse Mafia, zijn om je te bescheuren. Ook de manier waarop het concept ‘Franse Mafia’ wordt uitgewerkt, en de scènes waarin we deelgenoot worden van de chaotische dromen van de hond zijn onbetaalbaar.

De film is op z’n sterkst in het begin en aan het eind (wanneer een autoachtervolging in onvervalste Amerikaanse stijl wordt ingezet), maar zakt een beetje in tijdens de kennismaking met de Triplettes, die wel excentriek zijn, maar nooit zo tot leven komen als Oma of de hond.
In Les Triplettes de Belleville wordt zoals gezegd nauwelijks gesproken. De film ontleent zijn kracht aan de rake sfeertekeningen, die getuigen van oprechte weemoed, en geïnspireerde momenten van pure cartooneske overdrijving. Hiervoor blijkt beproefd 2D-animatiewerk in een onmiskenbaar Europese stijl, spaarzaam aangevuld met 3D-effecten, meer dan toereikend. De dagen van de Europese tekenfilm lijken vooralsnog niet geteld.