Cemetery of Splendour
Recensie

Cemetery of Splendour (2015)

Gouden Palm-winnaar Weerasethakul schept weer een intrigerende, compleet eigen wereld.

in Recensies
Leestijd: 2 min 45 sec
Regie: Apichatpong Weerasethakul | Cast: Jenjira Pongpas (Jenjira), Banlop Lomnoi (Itt), Jarinpattra Rueangram (Keng), e.a. | Speelduur: 122 minuten | Jaar: 2015

Het was de verrassing van Cannes 2010. De Thaise regisseur Apichatpong Weerasethakul ging ervandoor met de hoofdprijs, voor een film die maar weinig mensen compleet konden doorgronden. En toch was Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives een onweerstaanbare zit. Obscuur en ongrijpbaar op momenten, maar nooit op een vervelende manier. Een betoverend mooie film, die dankzij het kalme, meditatieve tempo een haast hypnotiserende werking had.

In de wereld van Weerasethakul voelt het bijvoorbeeld compleet logisch als een gereïncarneerd familielid aan tafel schuift, in de verschijning van een gorilla met lichtgevende rode ogen. Het klinkt absurd, maar binnen de verstilde atmosfeer (geen soundtrack, veel natuurgeluiden, lange observerende shots) krijgt het iets behaaglijks en vertrouwds. Het nodigt kijkers uit om de bovenkamer wagenwijd open te zetten en mee te gaan in een droomachtig universum dat nergens anders mee te vergelijken is.

Weerasethakuls nieuwste film Cemetery of Splendour kan ook het beste op die manier bekeken worden. Ook al is dit drama meer geaard in de realiteit (fantasiewezens zijn ditmaal tot een minimum beperkt), er gebeurt nog steeds genoeg dat lastig te plaatsen is. De globale verhaallijn is gelukkig nog redelijk te beschrijven. Een oude kinderschool is omgebouwd tot hospitaal voor soldaten die één voor één door een mysterieuze slaapziekte zijn geveld.

De mannen liggen in een zaaltje dat ‘s nachts wordt verlicht door grote staande neonbuizen die langzaam van kleur veranderen, als een vorm van lichttherapie. Het is een statisch shot dat zo maar eens een minuut zou kunnen duren en voor het verhaal niet eens echt functioneel is, maar intussen wel voor een bepalende serene atmosfeer zorgt. Iets wat in deze film misschien wel net zo belangrijk is als het plot zelf.

Vrijwilliger Jenjira biedt zich aan om mee te helpen in de verzorging, hoewel dat geen puur belangeloze daad lijkt te zijn. Zelf kan ze maar weinig slapen, maar door de nieuwe omgeving begint ze zich al beter te voelen, vertelt ze aan collega Keng. Haar achtergrond is niet direct duidelijk, maar veelzeggend is dat ze één van de patiënten als haar eigen zoon herkent. En deze Itt accepteert dat ook wanneer hij plotseling ontwaakt.

Maar Itt blijft niet wakker, dus komt het goed uit dat Keng een medium is dat in contact kan komen met de slapende soldaten. Via Keng kan hij Jenjira zo bijvoorbeeld rondleiden door zijn parallelle droomwereld, waarin het verleden een belangrijke rol speelt.

Geestverschijningen van prinsessen – ze zitten plotseling gewoon aan Jenjira’s lunchtafel – leggen uit dat de graafwerkzaamheden naast het hospitaal oude koningen van vroeger hebben wakker gemaakt, die nu de energie van de soldaten opslurpen. Het zijn dingen die je maar gewoon als waarheid binnen de film aan moet nemen, want anders is het eind echt zoek.

Hoe uniek en intrigerend Cemetery of Splendour ook is, het is moeilijker om in mee te gaan dan Uncle Boonmee. En gek genoeg komt dat juist doordat de esoterische en magische elementen minder opzichtig op de voorgrond staan. Veel speelt zich af in de hoofden van de personages. Dat vraagt veel van de kijker. Maar intussen gaat deze film ook over het verlies van naasten en afrekenen met het verleden; daarin zal iedereen zich gelukkig makkelijker herkennen.