Venom: Let There Be Carnage
Recensie

Venom: Let There Be Carnage (2021)

De monsterclash tussen Venom en Carnage is totaal niet grappig, spannend of bloederig.

in Recensies
Leestijd: 3 min 24 sec
Regie: Andy Serkis | Scenario: Kelly Marcel, Tom Hardy, Todd McFarlane en David Michelinie | Cast: Tom Hardy (Eddie Brock/Venom), Woody Harrelson (Cletus Kasady/Carnage), Naomie Harris (Frances Barrison/Shriek), Michelle Williams (Anne Weying), Reid Scott (Dr. Dan Lewis), e.a. | Speelduur: 97 minuten | Jaar: 2021

In Venom (2018) zagen we hoe een buitenaarde parasiet bezitnam van Eddie Brocks lichaam. De symbiose van mens en parasiet heet Venom, een zwarte, slijmerige spierbundel met een culinaire voorkeur voor chocola en mensenhersens. Naar zijn evenbeeld was er ook een vijand: Riot, net zo destructief, maar dan met een grijs kleurtje. In opvolger Venom: Let There Be Carnage krijgen we nu een rode variant van zo'n kleverige griezel voorgeschoteld.

Het klinkt wellicht flauw om de personages in de Venom-films te reduceren tot kleuren, maar de makers geven je bijna geen keus. Door een gebrek aan karakter of enige vorm van eigenzinnigheid zijn de twee monsterlijke CGI-vijanden eigenlijk compleet inwisselbaar. Zonde, want toen niemand minder dan Woody Harrelson (die als acteur bijna een soort psychopaat-op-bestelling is geworden) in de postcreditscène van Venom opdook, gloorde er toch eventjes hoop. Hij kondigde een bloedbad aan en keek vervolgens breed grijzend in de camera, waarna het beeld op zwart ging.

Mooi, denk je dan: Carnage is in aantocht. Maar nu de monsterclash tussen hem en Venom eindelijk kan plaatsvinden, vraag je je af waar je al die tijd op hebt zitten wachten. Waar is nou dat bloedbad dat ons zo beloofd werd? Venom en Carnage zijn met hun tentakels, slangachtige tongen en scherpe tanden zo'n beetje de meest horrorachtige verschijningen in het Marvel-universum, dus eigenlijk hoort daar ook een wat stevigere aanpak bij met de nodige 'gore'. Een gemiste kans, want de twee Deadpool-films bewezen eerder al eens dat een R-rating zeker kan helpen bij het verhogen van de algehele entertainmentwaarde.

Die vergelijking met Deadpool is niet zomaar. Ook Venom is namelijk een bijdehand personage dat een sterke neiging heeft tot het geven van zelfbewust commentaar op alles en iedereen in zijn nabije omgeving. Niet dat zo'n meta-aanpak hier even goed werkt, want de opmerkingen die hij maakt zijn vooral strontvervelend en gespeend van originaliteit. "Awkward!" roepen tijdens een ongemakkelijke stilte is inmiddels echt een gepasseerd station. Zo zijn er meer momenten die de tenen genadeloos doen krommen, met als absoluut dieptepunt een speech op een kostuumfeestje waar Venom aan de lopende band complimenten krijgt van bezoekers voor zijn coole 'pak'.

Het gekibbel tussen Eddie Brock en zijn alter ego is bovendien totaal niet grappig. Zelfs de heren krijgen op een gegeven moment schoon genoeg van elkaar en besluiten om elkaar maar een tijdje niet meer te spreken. Venom: Let There Be Carnage wordt zo dus bijna een soort romantische komedie, met in het hart een bromance en een break-up. Ook aan de zijde van de antagonisten fladderen er vlindertjes in de buikjes: seriemoordenaar Cletus Kasady (alias Carnage) wil Frances Barrison (alias Shriek) het hof maken en gaat daarom door roeien en ruiten om haar te vinden.

Regie- en verhaaltechnisch is dit één grote chaos, maar gelukkig zijn er heel af en toe toch wat aardige momentjes te ontwaren in deze (anti)superheldenbrij. Een knipoogje naar Natural Born Killers (1994) bijvoorbeeld, of een fraaie, handgetekende animatie die de 'tragische' geschiedenis van Kasady en Barrison uit de doeken doet. Leuk, maar aan het eind van de rit blijkt het te weinig om Venom: Let There Be Carnage boven de middelmatigheid uit te laten stijgen.

En dat is jammer, want als we iemand wel een goede film gunnen is het Andy Serkis, de koning van het bolletjespak die onder meer Gollum en King Kong speelde. Maar het tot leven wekken van een schizofreen scharminkel of een enorme, brullende gorilla blijkt een totaal ander metier dan een film regisseren. Serkis weet geen enkele keer spanning op te roepen of gewicht in de schaal te leggen, wat met name tot uiting komt in de zielloze finale, waarin zo'n beetje alle personages met elkaar slaags raken tussen de kerkbankjes. Dat de postcreditscène je meer laat opveren van enthousiasme zegt eigenlijk al genoeg over deze film.