Vier steenrijke tech CEO's komen traditiegetrouw samen voor hun pokerweekend. Ieder heeft zo zijn eigen problemen - dat de wereld in de fik staat is daarbij slechts een kleinigheidje. De goed geacteerde satirische komedie Mountainhead brengt de morele leegte van dit kapitalistische gezelschap bijna té goed over.
Regisseur Jesse Armstrong heeft een film gemaakt die helemaal bij de tijd is. We voelen allemaal dat er iets potentieel gevaarlijks in de lucht hangt - de totale doorbraak van AI. Armstrongs scenario biedt tussen de grappen door weinig hoop op een goede afloop, mocht AI zich als een olievlek verspreiden en tot een nieuwe hyperrealiteit leiden, waarin betekenis niet meer bestaat.
Mountainhead is een echte praatfilm, zoals men die nog maar zelden maakt. Alleen al om die intellectuele uitdaging is de film het kijken waard. Het zou zomaar een toneelstuk kunnen zijn, of worden. Nagenoeg alles speelt zich ten slotte af binnen de muren van Mountainhead, de nieuwe villa van Hugo "Souper" van Yalk. Als armste van het stel is hij het mikpunt van vele grappen. "Je bouwt maar één keer zo'n pedofielenhol als dit."
De wat kindse Jason Schwartzman lijkt voor zijn rol van Souper goed naar Michael Scott uit The Office te hebben gekeken. We zien een man die net boven zijn macht grijpt in een wereld die hij net niet begrijpt. Zijn inspiratie daarvoor staat ook letterlijk vlakbij, want het is Steve Carell - de The Office-legende zelf - die de 'papa beer' speelt. Zijn zogenaamd wijze personage heeft de meeste dramatische lading: de miljardair is ongeneeslijk ziek, iets wat hij uiteraard op zijn Steve Jobs negeert.
De katalysator van het onderlinge conflict is Venis, de Zuckerberg-achtige CEO van het kwartet. Hij heeft met zijn Meta-achtige bedrijf de AI-geest uit de fles gelaten en krijgt hem er niet meer in. Daarvoor heeft hij - met tegenzin - het vierde wiel aan de wagen nodig, de mysterieuze Jeff, de enige in het gezelschap met enig ethisch besef. Of is dat slechts schone schijn?
Uit deze eenvoudige, maar efficiënte opzet weet Armstrong ruim honderd minuten aan grappige conflicten te halen. Jammer genoeg zijn de steriele cinematografie en muziek een stuk minder scherp. De soundtrack is klassiek van aard, terwijl een portie punk toch best gepast zou zijn geweest, om de boel van binnenuit te ondermijnen. Nu komt de perversie alleen van de teksten.
Gaandeweg het weekend maken de grappen plaats voor meer morbide bespiegelingen en een heuse twist. In een wereld die door techniek wordt gecontroleerd, vinden rijke mannen een beheerbrand plots een goed idee. Ze doen het in zekere zin niet eens zelf meer. De data zeggen het gewoon. Overmacht!
Mountainhead houdt het stiekem nog redelijk braaf, maar had zich zomaar van komedie naar daadwerkelijke horror kunnen bewegen, zeker wanneer ook de genadeloze omgeving van Utah wat meer was ingeschakeld. De enige scène van het viertal buiten - op sneeuwscooters - raakt niet voor niets een gevoelige snaar. Misschien had de natuur zelfs iets terug kunnen doen.
Terug binnen had ook het spookachtige Mountainhead een grotere rol mogen krijgen, als een soort vijfde personage. Helaas zien we maar op één moment het huis 'op zichzelf functioneren'. Dan ontdekken we de giftige rust die uitgaat van peperdure techniek die zichzelf wel regelt. Meer van zulke scènes hadden de film nog onheilspellender gemaakt.
Een dergelijk minpunt daargelaten, is het eindresultaat toch behoorlijk geslaagd. De karakterschets van vier mannen die elk moreel besef hebben verloren, voelt even onheilspellend als waarachtig. Het is bijna geen satire meer, maar een akelig voorland. Misschien moeten we maar hopen dat de rijken elkaar opeten, want zelf zouden we wel eens te afgeleid kunnen raken door die verdomde AI.
Mountainhead is te zien bij HBO Max.