Recensie

Scott Pilgrim vs. the World (2010)

Een liefdesverklaring aan de gelijknamige strip (het bronmateriaal) die iets te veel op een oude arcadegame lijkt, maar toch behoorlijk leuk is.

in Recensies
Leestijd: 2 min 53 sec
Regie: Edgar Wright | Cast: Michael Cera (Scott Pilgrim), Mary Elizabeth Winstead (Ramona Flowers), Kieran Culkin (Wallace Wells), Ellen Wong (Knives Chau), Anna Kendrick (Stacey Pilgrim), e.a. | Speelduur: 112 minuten | Jaar: 2010

Na twee liefdevolle Britse filmparodieën, Shaun of the Dead en Hot Fuzz, maakt schrijver-regisseur Edgar Wright nu voor het eerst een film in Amerika en zonder het acteursduo Simon Pegg en Nick Frost. Scott Pilgrim vs. the World is echter meer een ode aan oude arcadegames en aan de strip waarop hij gebaseerd is dan een film met eigen bestaansrecht. In zijn enthousiasme vergeet Wright af en toe een volwaardige film te maken, maar het is datzelfde enthousiasme dat de film ook leuk en origineel maakt. Jammer genoeg is hij slechts sporadisch écht aanstekelijk.

Michael Cera is getypecast als de nerderige Scott Pilgrim, een tweeëntwintigjarige bassist van de niet bepaald bijzondere rockband Sex Bob-omb. Scott heeft een halfslachtige relatie met middelbare scholiere Knives Chau, maar voelt niet echt wat voor haar. Zijn bandleden, zijn zus en zijn hilarische huisgenoot Stephen Stills plagen hem ermee. Dan ontmoet hij het meisje van zijn dromen: Ramona Flowers. Terwijl er langzaam iets groeit tussen de twee (met dank aan Scotts volharding) moet hij haar zogenaamde zeven slechte exen verslaan om bij haar te kunnen blijven.

Tijdens deze gevechten, die in allerlei vormen worden gestreden, beschikken de betrokkenen over superkrachten die echter niet echt superkrachten zijn. Het idee is dat de gevechten met de exen symbool staan voor de bagage van voorgaande liefdes die iemand meeneemt naar een nieuwe relatie. De gevechten zijn daarom vormgegeven als een soort fantasieën van Scott Pilgrim en sluiten daarom perfect aan op zijn leefwereld. Sommige exen moet hij verslaan met zijn muziek, sommigen met een soort lichtzwaard en soms is het ouderwets knokken. De invloed van oude computerspelletjes zijn in ieder geval altijd duidelijk, vooral als een van de exen verslagen wordt en in muntjes transformeert.

Wrights liefde voor dit soort spellen is al te merken vanaf de prachtige pixelversie van het Universallogo waarmee de film begint, eigenlijk meteen een van de beste grappen van de film. Wright heeft zijn film ook gestructureerd als een computerspel en in die zin slaat zijn enthousiasme iets te ver door. Het gevolg is namelijk een vrij repetitief verhaal dat uit zes soortgelijke fases bestaat (eenmaal neemt Scott het tegen een tweeling op). De laatste ex is een soort eindbaas, waar Scott de meeste moeite mee heeft. Helaas is het trucje dan wel bekend en maakt dit laatste stuk veel minder indruk dan de strijd tegen eerdere, vermakelijkere tegenstanders.

De manier waarop Wright de vorm van stripboek en computerspel in de film heeft verwerkt, is in het begin nog ontzettend leuk, maar ook vermoeiend en gaat na verloop van tijd enigszins vervelen. De letters in beeld, de panelen van de strip, de maffe effecten, het wordt uiteindelijk een overkill aan zelfbewuste gimmicks in plaats van de uitbundige viering ervan die Wright duidelijk voor ogen had. “Je moet schieten, anders kun je niet scoren”, maar Wright schiet iets te ver door. Toch zitten er hele leuke scènes en personages in, zoals de homoseksuele huisgenoot van Scott, die geleidelijk steeds meer mannen (homo en hetero) om zich heen verzamelt, de arrogante filmster Lucas Lee (de tweede ex) en Todd Ingram (de derde ex) die onverslaanbaar is dankzij zijn veganisme. Het zijn dit soort figuren en hun dialogen die de film ondanks vele gebreken toch nog redelijk de moeite waard maken.