Recensie

Gran Torino (2008)

Een formidabele en waarschijnlijk laatste acteerprestatie van Clint Eastwood maakt deze simplistische film de moeite waard.

in Recensies
Leestijd: 3 min 35 sec
Regie: Clint Eastwood | Cast: Clint Eastwood (Walt Kowalski), Bee Vang (Thao Vang Lor), Ahney Her (Sue Lor), Christopher Carley (Father Janovich) e.a. | Speelduur: 116 minuten | Jaar: 2008

Gran Torino is voor Clint Eastwood niet alleen zijn zwanenzang als acteur, maar ook een afscheid van al zijn filmpersonages. Weduwnaar Walt Kowalski is een mengeling van een gepensioneerde ‘Dirty’ Harry Callahan en Eastwoods latere personages als William Munny (Unforgiven) en Frankie Dunn (Million Dollar Baby). Het verhaal om hem heen is iets te schematisch en de andere acteurs zijn lang niet van Eastwoods kaliber, maar de oude man zelf is een genot om naar te kijken en te luisteren.

In het eerste shot knijpt Eastwood zijn ogen al samen op de beroemde manier (zo kenmerkend dat ze dat in Amerika ‘squint like Clint’ zijn gaan noemen) en begint te grommen. Dit vanwege het gedrag van zijn kinderen en kleinkinderen tijdens de begrafenis van zijn vrouw. De pensionaris vult tussen het vele samenknijpen van zijn ogen en grommen door zijn dagen met bierblikjes leegdrinken op zijn veranda, regelmatig naar de kapper gaan en het zo nu en dan oppoetsen en buitenzetten van zijn Ford Gran Torino uit 1972. Hij woont in wat ooit een buitenwijk voor de blanke middenklasse was, maar tot ongenoegen van racist Walt een achterbuurt voor niet-blanken is geworden.

Het wereldbeeld van de verbitterde oude man verandert echter langzaam naarmate hij meer tijd doorbrengt met buurjongen Thao, die hij steevast Toad noemt. Thao probeert onder druk van zijn neef en bijbehorende gangleden Walts auto te stelen. Voor straf - en tot afschuw van Walt - moet hij Walt helpen rond het huis. Toch ontstaat er een soort vader-zoonrelatie tussen de twee en probeert Walt Thao een beetje op te voeden en hem en zijn zus Sue te beschermen tegen hun neef en zijn bende criminelen. Walts onverwachte heldenstatus in de buurt leidt tot een paar zeer komische situaties.

Het script steekt wat schematisch in elkaar en de karakterontwikkeling, hoewel aardig gedaan, is vrij voorspelbaar. Vooral de manier waarop Walt zijn racisme inslikt en andere vooroordelen ontkracht ziet worden, zit vol clichés. Wel prima is hoe er om wordt gegaan met zijn oorlogsverleden en de implicaties daarvan op zijn huidige leven. Toch voelt ook dat ietwat te bedacht aan en is het puur de kracht van Eastwoods acteren zelf die zijn rol geloofwaardig maakt. Door Clint overstijgt Kowalski het script en wordt een soort samenvatting van zijn acteercarrière. Het neigt naar zelfparodie, maar zover komt het gelukkig niet. Het is begrijpelijk dat de 78-jarige het zijn laatste rol noemt; als acteur kun je je een beter afscheid van het witte doek nauwelijks wensen.

Naast uitstekend acteren kan hij natuurlijk ook nog ontzettend goed regisseren. Vooral als acteursregisseur verdiende hij door de jaren heen veel lof. De cast van Gran Torino viel echter vooral hoon ten deel. De jonge acteurs zouden houterig zijn en te weinig emoties tonen. In hoeverre hun cultuur (die van de Hmong, een Zuidoost-Aziatisch volk dat na de Vietnamoorlog in groten getale naar de Verenigde Staten emigreerde) daarbij een rol speelt en of dat een excuus is, is moeilijk te zeggen. Wel is het grappig dat de kritiek op hen dezelfde is als die op Clint in de jaren zestig toen hij onder andere in recensies van The Good, the Bad and the Ugly werd neergesabeld als houterig en emotieloos. Verschil is natuurlijk wel dat hij charisma had (en heeft) waar de jonge Hmong-acteurs niet aan kunnen tippen.

In de laatste drie jaar regisseerde Eastwood vier films. Niet allemaal even goed, maar aan Eastwoods regie ligt dat zelden. Het lijkt er niet op dat hij er binnenkort mee zal stoppen. Op dit moment staat hij alweer op de set van The Human Factor, een film over het leven van Nelson Mandela (Morgan Freeman) na de val van het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Het is te hopen dat die film meer doet met het racismethema en het niet uitsluitend moet hebben van zijn hoofdrolspeler. Want hoewel Gran Torino een subtielere en elegantere film is dan bijvoorbeeld Crash van Paul Haggis, laat de simplistische thematische uitwerking hier toch te wensen over. En het zingen van een titelsong over de aftiteling mag Eastwood de volgende keer achterwege laten, dat heeft aan het eind van deze film toch wat ongepast absurds.