You Kill Me
Recensie

You Kill Me (2007)

Heeft een prettig loom tempo, gevatte dialogen en buitengewoon kostelijke rol voor Ben Kingsley. Toch raakt de rek er wel uit.

in Recensies
Leestijd: 2 min 45 sec
Regie: John Dahl | Cast: Ben Kingsley (Frank Falenczyk), Tea Leoni (Laurel Pearson), Bill Pullman (Dave), Luke Wilson (Tom), Philip Baker Hall (Roman Krzeminski) | Speelduur: 92 minuten | Jaar: 2007

Ben Kingsley, excuus, ‘Sir’ Ben Kingsley heeft in zijn carrière onder meer een Indiër, een Jood, een Italiaan, een Brit, een Iraniër, een Amerikaan en een Rus gespeeld en voegt daar in You Kill Me een nieuwe nationaliteit aan toe. Hij speelt Frank Falenczyk, een aan alcohol verslaafde Pool die in Buffalo de nodige liquidaties verricht voor zijn maffiose familie. Frank staat bekend om zijn onberispelijke reputatie, maar zijn drankprobleem heeft daar de klad ingebracht. Sterker nog, hij brengt het hele Poolse imperium in gevaar door tijdens een belangrijke opdracht in slaap te sukkelen en vrije toegang te verschaffen aan een grote Ierse maffiabaas.

Als Frank naar San Francisco wordt gestuurd om af te kicken, blijken de schimmige maffiaperikelen niet meer dan een korte opmaat tot de werkelijke grap: een eenzame gangster met een alcoholprobleem. Het lijkt een wankele basis waar weinig eer aan te behalen valt (denk maar aan het vervelende Analyze This waarin iets vergelijkbaars aan de hand is), maar onder leiding van noirliefhebber John Dahl ontpopt deze tegendraadse film zich tot een uiterst humoristische zwarte misdaadkomedie. Grootste troef is Kingsley wiens rol onmiddellijk aan de criminele sociopaat Don Logan doet denken, zijn fameuze creatie uit Sexy Beast. Dezelfde kale kop, dezelfde norse blik, dezelfde meedogenloosheid, maar op een heel andere manier hilarisch. Frank geeft namelijk schoorvoetend toe dat hij problemen heeft. Onder dwang van een corrupte makelaar (een geslaagde bijrol van Jon Dahls voormalige filmdocent Bill Pullman), die van Franks familie een oogje in het zeil moet houden, neemt Frank een baan bij een uitvaartcentrum en belandt hij bij de anonieme alcoholisten.

Beide gebeurtenissen leveren geweldige en absurde scènes op. Zo blijkt onze moordlustige protagonist ironisch genoeg een begenadigd en toegewijde lijkaflegger te zijn (en de regisseur mag het nog zo hard ontkennen, maar verdomd als Steve Buscemi daar niet als lijk op tafel ligt) en verga je van het lachen bij de eerste AA-bijeenkomsten waar Franks afkeurende blikken boekdelen spreken. Deze bijeenkomsten zijn in films natuurlijk een heerlijk mikpunt van spot en ook hier wordt er een loopje mee genomen. Het lotgenotencontact is namelijk zo sterk en onvoorwaardelijk dat als Frank op een gegeven moment uit de doeken doet dat hij een beroepsmoordenaar is, niemand daar eigenlijk aanstoot aan neemt en het saamhorigheidsgevoel onaangetast blijft.

Ondanks het prettig lome tempo, de gevatte dialogen en de buitengewoon kostelijke rol van de man die ooit Gandhi speelde en afgelopen zaterdag in Vlissingen een speciale oeuvreprijs in ontvangst nam, gaat de rek er op den duur toch een beetje uit. Als Frank een relatie met Laurel (Tea Leoni) probeert op te bouwen, maakt zijn gehardheid gedeeltelijk plaats voor knulligheid en dat komt zijn personage niet ten goede. Ook boet de film aan kracht in door de partners-in-crimedraai die eraan gegeven wordt. Laurel accepteert Franks professie namelijk zonder morren en leert met plezier wat kneepjes van het vak. Gelet op de sombere uitstraling die de film tot dan toe toch wel had, valt die slapstickontwikkeling een beetje uit de toon. Uiteindelijk is er natuurlijk ook nog een rekening in Buffalo te vereffenen, maar dat doet er dan allang niet meer toe.