Recensie

Pirates of the Caribbean: At World’s End (2007)

Duurt te lang, maar heeft wel een sterk, goed doordacht verhaal met spectaculaire finale.

in Recensies
Leestijd: 3 min 57 sec
Regie: Gore Verbinski | Cast: Johnny Depp (Jack Sparrow), Geoffrey Rush (Barbossa), Orlando Bloom (Will Turner), Keira Knightley (Elizabeth Swann) e.a. | Speelduur: 168 minuten | Jaar: 2007

Overdaad, overkill en over de top: tot nu toe de sleutelwoorden van de grote actiefilms van 2007. Na het apocalyptische bloedbad van Mel Gibson volgde de volledig opgeblazen, over de top miskleun 300 en recentelijk ging Spider-Man 3 nog ten onder aan teveel personages en verhaallijnen die niet goed werden uitgewerkt. En nu is er Pirates Of The Carribean: At World’s End met een lengte van bijna drie uur. En eigenlijk vormt hij samen met het vorige Pirates-vervolg één film, waardoor je op een totale lengte van vijf uur en twintig minuten uitkomt. Kennen de studio’s geen maat meer in Hollywood?

Nu is een lange speelduur op zichzelf geen probleem, maar voor het pure escapisme dat de Pirates-films bieden, is dit derde deel toch echt wat te lang. De vele verhaallijnen die in het tweede deel al waren opgezet, worden nu verder uitgewerkt zodat alle personages hun eigen plaats krijgen in het grote piratenuniversum. Al wordt daar gelukkig wel de tijd voor genomen, hadden er ook wel wat minder personages in de film gemogen. Maar dat is een erfenis van de vorige film, waarin naast de vaste hoofdpersonen heel wat nieuwe figuren werden geïntroduceerd, die overigens wel allen memorabel waren en dat ook nu nog zijn.

In deel één veroverde Jack Sparrow zijn schip de Black Pearl terug op Barbossa en doodde hem daarbij, terwijl Elizabeth Swann en Will Turner piraten werden. In deel twee werd Jack opgejaagd door de onsterfelijke visman/geest Davy Jones met zijn gevaarlijke schip de Vliegende Hollander en het zeemonster Kraken, terwijl iedereen op zoek ging naar de kist met het hart van Jones om zo controle te krijgen over hem en zijn schip. Ondertussen bekokstoofde Lord Beckett de ondergang van de piraten. Aan het einde van de film werd Jack levend verslonden door de Kraken, en gingen Elizabeth, Will, tovenares Tia Dalma en de opnieuw tot leven gewekte Barbossa op een missie om hem terug uit de dood te halen.

Waarom? Omdat, zoals in het begin van de nieuwe film blijkt, hij één van de negen Piraten Heren is, die alle negen nodig zijn om het Broederschap in leven te roepen. En dat is op zijn beurt nodig, omdat Beckett met Davy Jones en de Vliegende Hollander het piratenras systematisch willen uitroeien. De moeilijkheid is echter dat piraten niet te vertrouwen zijn, en iedereen elkaar voortdurend verraadt. Net zoals in Pirates of the Caribbean: Dead Man’s Chest oude mythes en piratenfolklore op een fantasievolle manier werden verwerkt in het verhaal, gebeurt dat nu opnieuw met de Griekse godin Calypso, die in deze film de godin van de zee blijkt te zijn. Haar vrijlating zou wel eens de redding van de piraterij kunnen zijn, maar ook diens ondergang, afhankelijk van hoe wraakgezind zij is.

Jack Sparrow is nog steeds leuk en grappig, maar toch steelt Depp minder de show dan de vorige twee keren. Dat is jammer, maar geeft wel volop de ruimte aan de teruggekeerde Geoffrey Rush om als Barbossa te schitteren als nooit tevoren. Maar wat voor Sparrow geldt, gaat eigenlijk op voor de hele film: de humor is minder leuk en fris dan in de voorgaande delen. Ondanks dat een aantal grappen niet bepaald geslaagd zijn, zitten er toch nog heel wat spitsvondigheden en visuele grapjes in die wél goed uitpakken. Door minder te mikken op de lach wordt er meer ruimte gecreëerd voor het enorme verhaal dat ze willen vertellen.

Een dergelijke ambitie en visie op het gebied van verhalen vertellen in grote, dure blockbusters is lovenswaardig te noemen, maar de schrijvers nemen hier iets teveel hooi op de vork. De overvolle film duurt daardoor simpelweg te lang. Een hoger tempo in het eerste deel van de film was zeker geen verkeerd idee geweest. Desalniettemin worden alle verhaallijnen op een bevredigende en soms zelfs verrassende manier uitgewerkt en samengebracht. Zelfs de personages Will Turner en Elizabeth Swann ontwikkelen zich en krijgen zowaar een scherpere rand, hoewel Bloom minder overtuigt dan Knightley.

Pirates of the Caribbean: At World’s End duurt te lang, laat hier en daar wat steken vallen, is niet zo fris als The Curse of the Black Pearl en niet zo grappig als Dead Man’s Chest, maar heeft wel een sterk, goed doordacht verhaal met een meer dan spectaculaire finale. Direct vanaf het memorabele beginshot ziet de film er fantastisch uit en wordt daarnaast uitstekend voorzien van passende muziek door Hans Zimmer. Na het bizarre 300 en het teleurstellende Spider-Man 3 is er nu dan eindelijk een leuke actiefilm in de bios te zien dit jaar. Met enige gebreken weliswaar, maar nochtans zeer vermakelijk.