Recensie

Alfie (2004)

Het origineel met Michael Caine was typerend voor de Swinging Sixties, maar deze remake kan die relevantie niet vertalen naar onze tijd, en is daarmee nogal overbodig.

in Recensies
Leestijd: 3 min 1 sec
Regie: Charles Shyer | Cast: Jude Law (Alfie), Omar Epps (Marlon), Marisa Tomei (Julie), Sienna Miller (Nikki), Susan Sarandon (Liz), e.a.

Als films deels een weerspiegeling zijn van de tijdgeest, dan zouden we aan de hand van Alfie kunnen stellen dat we in een tijd van grote geestelijke armoede leven. En niet alleen maar omdat Hollywood steeds verliefder lijkt te worden op het concept ‘remake’. Een goede remake kan zijn eigen bestaansrecht verwerven als de premisse van het origineel relevant is gebleven, of als een filmmaker met visie zijn eigen unieke stempel op het derivaat drukt. Voorbeelden: Scorsese die Cape Fear maakt, Carpenter die The Thing uit de mottenballen haalt, en straks hopelijk ook Peter Jackson en Steven Spielberg met de remakes van respectievelijk King Kong en War of the Worlds. Charles Shyers Alfie valt op zijn zachtst gezegd in een heel andere categorie: die van de compleet overbodige remake van een volkomen uit zijn verband gerukt idee.

De originele Alfie werd in 1966 gespeeld door een jonge Michael Caine en was niets meer en niets minder dan de belichaming van Swinging London: een zorgeloze cockney rokkenjager die aan vrouwen refereerde met benamingen als ‘birds’ en ‘it’. Die Alfie was zeer zeker een weerspiegeling van de tijdgeest; de film benadrukte zijn fundamentele eenzaamheid en toonde de keerzijde van de seksuele revolutie.
De huidige Alfie wordt gespeeld door Jude Law en woont in New York, waar hij als een vleesgeworden anachronisme op zijn retro scootertje doorheen snort – van het ene vrouwenbed naar het andere, dat wel. Deze Alfie is eveneens een nonchalante player, maar hij weerspiegelt niets wat typerend is voor deze tijd; hij is gewoon een opgeleukte epigoon van het origineel maar dan zonder de scherpe randjes – een wandelende Paul Smith-reclame, een metroseksuele posterboy.

En dat terwijl Jude Law zo zijn best doet; hij is in vrijwel ieder frame van de film aanwezig en voortdurend aan het woord. Regelmatig richt hij zich tot ons, zijn publiek, en toch slaagt hij erin om amusant en enigszins sympathiek te blijven. Alfie leeft “every guy’s Rat Pack fantasy”: gebonden aan niemand, met in ieder huizenblok een ander liefje, en een ‘sort of’ vriendinnetje (Marisa Tomei) voor als hij behoefte heeft aan wat huiselijke gezelligheid. Als limousine-chauffeur krijgt hij volop de kans om nieuwe vrouwen te ontmoeten, en heeft hij altijd een ruime achterbank tot zijn beschikking om zijn nieuwe veroveringen op uit te proberen. Samen met zijn beste vriend Marlon (Omar Epps) is hij van plan het limobedrijf op te kopen en financieel onafhankelijk te worden, maar dan gooit hij roet in zijn eigen eten door met Marlons vriendin naar bed te gaan.

Daarna keert het tij voor de zorgeloze levensgenieter. Alfie komt erachter dat een leven zonder verantwoordelijkheden onherroepelijk met zich meebrengt dat je andere mensen zult kwetsen, en dat je uiteindelijk alleen zult achterblijven. Het is een nogal voor de hand liggende moraal, en de stadia die Alfie doorloopt terwijl hij van deze les doordrongen raakt zijn maar al te voorspelbaar. Regisseur Shyer weet leuke plaatjes van een goedgeklede Jude Law te schieten, maar heeft verder weinig toe te voegen aan het originele verhaal. Dan dringt zich toch de vraag op waarom deze film eigenlijk gemaakt werd. Michael Caine’s Alfie werd destijds een icoon, juist omdat hij zo onlosmakelijk verbonden was met de Sixties. Deze Alfie moet het zonder die relevantie stellen, en krijgt er niks voor in de plaats. In ieder geval bewijst Jude Law definitief voldoende uitstraling te hebben om zijn carrière als ‘leading man’ voort te zetten; je zou alleen willen dat hij dat in een waardigere film had gedaan.