Nico, 1988
Recensie

Nico, 1988 (2017)

Opsmuk en ordeloosheid degraderen Christa Päffgen, alias Nico, te vaak tot figurant in haar eigen biografie.

in Recensies
Leestijd: 3 min 30 sec
Regie: Susanna Nicchiarelli | Cast: Trine Dyrholm (Christa Päffgen a.k.a Nico), John Gordon Sinclair (Richard), Anamaria Marinca (Sylvia), e.a. | Speelduur: 93 minuten | Jaar: 2017

"I've been on the top, I've been on the bottom. Both places are empty", zegt Christa Päffgen, alias Nico, laconiek terwijl ze met haar rockband door Europa tourt. Haar leven kende hoogte- en dieptepunten. Zowat heel haar leven stond Päffgen in de schijnwerpers: ze was model voor onder andere Coco Chanel, acteerde (ze had zelfs een rolletje in Fellini's La Dolce Vita), maar vond bovenal haar heil in de muziek. Vandaar dat Nico vooral bekend is vanwege haar periode met The Velvet Underground. Twintig jaar na haar tijd met de experimentele rockformatie uit New York wil ze ábsoluut niet als "de muze van Lou Reed" te boek staan, rectificeert Nico in een radio-interview waarmee de film opent. Wie Nico wel is, blijft - zelfs na deze biopic - grotendeels een mysterie.

De biografische vertelling over haar bewogen leven geeft geen duidelijke antwoorden op bovenstaande vraag. Sterker nog, de film stelt verrassend weinig vragen. Centraal staat de tour door Europa van Nico's band eind jaren tachtig. De psychedelische muziekgroep, bestaande uit "een stelletje amateuristische junks", zoals Nico hen bespottend noemt, is avant-gardistisch. Met dissonante gitaarakkoorden en poëtische intermezzo's verdringen new wave, krautrock, gotische rock en ga zo maar door, zich in hun muziek. Toch is hun geluid uniek. Dat komt ontegenzeggelijk door Nico's overtuigende en eigenaardige stemgeluid dat alle andere partijen overwoekert en een specifieke, meestal pikkedonkere kleur geeft aan de band.

Nico ging in haar jongere jaren met de groten der aarde om: Andy Warhol, leden van The Rolling Stones, Jim Morrisson en noem maar op. Twintig jaar later tuft ze met haar eigen band in een krakkemikkig bandbusje door Europa en overnacht ze bij mensen thuis. Dat moet even wennen zijn. Nu, twintig jaar later, is Nico nog steeds Nico, maar bevindt ze zich in knulligere contreien. Haar sterrenbestaan is afgezwakt. Haar oude drugsgewoontes houden daarentegen nog steeds stand. Een lastige rol over een iconische ster die niet per se een ster wil zijn en doet waar ze zin in heeft. Trine Dyrholm trekt het personage op passende wijze naar zich toe. Met overtuiging zingt zij de nummers van Päffgen verrassend goed en sluit haar onordelijke blik, vaak versuft door heroïne, aan bij Nico's gemoedstoestand.

De route die de film aflegt is daarentegen kneuterig, net zoals Nico's lowbudgettour. Nico's laatste levensjaren, voordat ze in 1988 overlijdt, zijn voor Nicchiarelli's film fundamenteel. Nicchiarelli stapt overduidelijk af van de gebruikelijke biografische valkuil om in anderhalf uur iemands complete leven te vertellen en focust zich daarom op een compacter gedeelte. Toch bekennen we heel wat ruis in deze vernauwde visie, want de film staat uitvoerig stil bij onnodige opsmuk en onderdrukt hiermee de ontwikkeling van de film.

Nicchiarelli toucheert alles een beetje en twijfelt of ze wel of niet dieper moet ingaan op bepaalde verhaallijnen. Ze kiest uiteindelijk een middenweg. Nicchiarelli geeft simpele triviale gebeurtenissen binnen Nico's omgeving een dusdanige voorrang dat Nico's levensverhaal stug vooruit sjokt en nooit helemaal een boeiende richting vindt in de film. We krijgen af en toe wat flarden voorgeschoteld. Op de eerste plaats super-8-films uit de jaren zestig (we zien Warhols excentrieke hoofd hier en daar voorbij sjezen) en flashbacks van Nico als kind, kijkend naar Berlijn dat tijdens de oorlog in lichterlaaie staat. Dan zijn er de oninteressante ontwikkelingen binnen Nico's band, zoals een liefde tussen twee bandleden die we nauwelijks kennen, en leggen we ons toe op Nico's relatie met haar zelfdestructieve zoon Ari die soms opborrelt, maar net zo snel weer verdampt. Het globale zwaartepunt in de film is constant in beweging. Nico figureert hierdoor té vaak in haar eigen levensverhaal.

Gezegd moet worden dat een biografische film een uitzonderlijk delicaat genre betreft. Essentieel hierbij is een bepaalde houvast; een onderdeel, een saillant fragment, een gewoonte, een handicap, of juist non-informatie. Deze film doet van alles een beetje en is hierdoor roekeloos. Nico's leven, met haar laatste paar jaren als uitgangspunt, bevat een prima fundering voor een biografisch verhaal. Maar het onordelijke leven van Nico vereist wel degelijk een geordend portret met betekenisvolle momenten.