The Boy: Brahms' Curse
Recensie

The Boy: Brahms' Curse (2020)

Rampzalig horrorvervolg brengt geen enkele verzachtende omstandigheid met zich mee.

in Recensies
Leestijd: 2 min 55 sec
Regie: William Brent Bell | Scenario: Stacey Menear | Cast: Katie Holmes (Liza), Owain Yeoman (Sean), Ralph Ineson (Joseph), Christopher Convery (Jude), e.a. | Speelduur: 86 minuten | Jaar: 2020

Het is in principe een goede tijd om een horrorliefhebber te zijn. Een grote groep getalenteerde filmmakers (Jordan Peele, Ari Aster en Robert Eggers om maar een paar te noemen) heeft het genre de laatste jaren een welkome boost gegeven met hun intelligente en doodenge producties. Mocht je vergeten zijn dat het genre enkele jaren geleden bijna exclusief uit goedkope stukken afval bestond en hun nog slechtere vervolgen, dan is hier The Boy: Brahm's Curse om je geheugen op te frissen.

The Boy, een film over een Amerikaanse nanny die door een Brits gezin wordt ingehuurd om een bezeten pop te verzorgen, was al niet bepaald een hoogtepunt in de horrorgeschiedenis te noemen. Maar omdat de film binnen de Amerikaanse landsgrenzen bijna vier keer zijn budget wist op te brengen, was het vanzelfsprekend tijd voor een vervolg. Deze speelt zich enkele jaren na de gebeurtenissen van de eerste film af en focust op het lieflijke gezin van Liza (een onbedoeld grappige Katie Holmes). Als zij en haar zoon Jude op een avond worden opgeschrikt door een vreselijk trauma, raakt de innerlijke rust van het gezin ruw verstoord. Om zowel Liza als Jude van hun mentale pijn te laten genezen stelt echtgenoot Sean voor om een nieuw huis op het Britse platteland te betrekken. Het duurt natuurlijk niet lang voordat de ernstig getraumatiseerde Jude ergens begraven in het bos de pop Brahms vindt. Het griezelen mag beginnen.

Dat griezelen uit zich echter niet in een enge sfeer met goed opgebouwde schrikmomenten. Regisseur William Brent Bell, die ook het eerste deel voor zijn rekening nam, kiest ervoor zijn publiek te bestoken met schrikmomenten die alleen eng zijn vanwege de ongelooflijke herrie die ze produceren. Je weet vanaf het eerste moment al dat er iets engs gaat gebeuren, maar kan een schrikreactie niet onderdrukken omdat ze gepaard gaan met een geluid dat enkele decibellen harder ligt dan de rest van de film. Hier raak je al snel verzadigd van en na drie van die momenten begint het effect uit te werken. Bell trekt dit zo vaak uit de kast dat als we in de derde of vierde nachtmerrie van Liza gevangen zitten, de eng bedoelde momenten bijna grappig worden.

Het verhaal wil niet op een logische manier vlotten, de personages zijn houterig geschreven en de arme acteurs, aangevoerd door een regisseur die het genre niet lijkt te waarderen noch te begrijpen, weten niet wat ze moeten met het materiaal. De film wordt pas echt aanstootgevend slecht als hij de derde akte ingaat. De twists zijn zo kolderiek slecht uitgevoerd dat je je best moet doen om een lachbui te onderdrukken. Een eindmusical van groep acht is inventiever. Let vooral op de allerlaatste scène voor de aftiteling. Deze benadert een niveau van amateurisme dat je je bijna gaat afvragen of The Boy: Brahms' Curse niet als parodie op het genre is bedoeld. Het lijkt echter bloedserieus te zijn.

Dat is misschien nog wel het ergste aan de film. Een beetje zelfkritiek en luchtigheid hadden de film op zijn minst kijkbaar kunnen maken. Helaas kiest Bell ervoor de film met een zwaarmoedigheid aan te pakken die totaal misplaatst is. Toch heeft dit wangedrocht ook nog twee pluspunten: de camera staat overwegend scherp afgesteld en je wordt gelukkig maar zesentachtig minuten onderworpen aan deze onbedoelde tragedie. Hopelijk wordt Brahms niet nog eens door een gezin gevonden.