Jinpa
Recensie

Jinpa (2018)

Een trucker rijdt per ongeluk een schaap dood op de Tibetaanse hoogvlakte. Surrealistisch, komisch, maar ook wat onbevredigend.

in Recensies
Leestijd: 2 min 56 sec
Regie: Pema Tseden | Cast: Jinpa (The Driver), Genden Phuntsok (The Killer), Sonam Wangmo (The Hostess), e.a. | Speelduur: 86 minuten | Jaar: 2018

De Tibetaanse hoogvlakte Kekexili is een van de meest onherbergzame gebieden op aarde. Wie zich aan een tocht door dit desolate landschap waagt, moet sterk in zijn schoenen staan. IJle lucht, een kilometerslange, verlaten weg en nauwelijks een teken van menselijk leven. Er zijn alleen roofvogels te spotten, die hoog in de lucht rondcirkelen en hun kans afwachten om aan een dood lichaam te pikken. Kortom: in deze omgeving kan een mens uitstekend zijn verstand verliezen.

Trucker Jinpa kent de wegen op z'n duimpje. Met een beetje fantasie zou je hem als het Tibetaanse broertje van Mad Max kunnen beschouwen - hij draagt een leren broek en jas, heeft een vlassig baardje en een verwaaid kapsel. Hij is geknipt voor een leven in de woestenij. Belangrijkste attribuut: zijn zonnebril, die hem beschermt tegen het oogverblindende licht op duizenden kilometers hoogte. Terwijl Jinpa in zijn truck zijn wekelijkse rondgang langs de kleine dorpjes maakt, gebeurt er iets onverwachts: hij rijdt per ongeluk een schaap dood.

Vanaf dat moment lijkt de film aan de kijker voorbij te trekken als bij een hevige zonnesteek. Een mysterieuze reiziger doemt op langs de kant van de weg. Een naamgenoot van Jinpa, zo blijkt. Hij draagt traditionele kleding en behoort tot de Khampa-clan. De man vertelt dat hij onderweg is naar het dorpje Sanak om de moord op zijn vader te wreken, waarop Jinpa besluit hem een lift aan te bieden. De gesprekken die vervolgens tussen Jinpa en Jinpa ontstaan, zijn ongemakkelijk, maar ook heel erg komisch.

Het Chinees-Tibetaanse Jinpa (geproduceerd door grootmeester Wong Kar Wai) is géén film voor het grote publiek. In de regisseursstoel zit Pema Tseden, die Jinpa baseerde op de roman 'The Slayer' van Tsering Norbu en zijn eigen verhaal 'I Ran Over a Sheep'. Wie de titels van die twee verhalen combineert, weet ongeveer wat voor bizarre toestanden hij mag verwachten. De gebeurtenissen in Jinpa balanceren voortdurend op het snijvlak van realiteit en fantasie. Zelfs voor geoefende kijkers zal het lastig zijn om die twee zaken hier uit elkaar te houden - en dat is positief.

Heerlijk, die tegendraadsheid van Pema Tseden. Met Jinpa dwingt de regisseur zijn publiek om terug te schakelen naar een lager tempo. Hij maakt de leegheid - jawel, zelfs de saaiheid - van het bestaan tastbaar, bijvoorbeeld door gebruik te maken van veel lange, onafgebroken shots. Zo blijft de camera minutenlang op Jinpa gericht, terwijl hij op zijn bestelde eten en drinken aan het wachten is. Ondertussen zijn de dorpsbewoners om hem heen aan het drinken, roddelen en dobbelen. Je zou het niet zeggen, maar zulke alledaagse taferelen hebben een enorm aanzuigende werking, mede door de prachtige beeldcomposities en dito kleurenpalet.

Het is moeilijk om samen te vatten waar Jinpa precies over gaat. Voorop staat namelijk het creëren van een gevoel, een surrealistisch beeld. Wraakmotieven spelen een rol op de achtergrond, maar ware verlossing bereikt een mens simpelweg door te ontwaken. Personages moeten leren om hun ogen te openen, het droombeeld van zich af te schudden, alleen dán kunnen ze verdergaan op hun levenspad. Op zich best een aardige gedachte, ware het niet dat Tseden tijdens het slotstuk zijn hand een beetje overspeelt. In het begin van de film is het klassieke lied 'O Sole Mio' nog de inzet voor een aantal grappige situaties, maar aan het einde ondersteunt datzelfde nummer een vreselijk gezwollen scène, inclusief rondcirkelende roofvogels. Nogal potsierlijk.