Gnomeo & Juliet
Recensie

Gnomeo & Juliet (2011)

‘Romeo en Julia met tuinkabouters’ is net zo grappig als op basis van deze pitch mag worden verwacht. Helaas alleen niet zo romantisch.

in Recensies
Leestijd: 4 min 27 sec
Regie: Kelly Asbury | Cast (stemmen): James McAvoy (Gnomeo), Emily Blunt (Juliet), Matt Lucas (Benny), Ashley Jensen (Nanette), Jason Statham (Tybalt), e.a. | Speelduur: 84 minuten | Jaar: 2011

Zelden zal een film eenvoudiger te pitchen zijn geweest dan ‘Romeo en Julia met tuinkabouters’. In de animatiefilm met een titel die dit uitgangpunt nog eens benadrukt, is de eeuwenoude liefdestragedie van William Shakespeare teruggebracht tot een ordinaire burenruzie zoals ze wekelijks in De Rijdende Rechter voorbij komen. De twee ruziënde buren (die overigens nog wel de namen Capulet en Montague hebben) bewonen beiden een helft van een twee-onder-een-kaphuis en onderscheiden zich in kleur: het ene huis is rood, het andere blauw. Hun geschil is overgeslagen op de kabouters in hun beider voortuinen, zodat (wanneer niemand kijkt) de Blauwen en de Roden een vete uitvechten op microniveau. Te midden van deze permanente strijd bloeit een romance op tussen de zoon van de ene aanvoerder en de dochter van de andere.

Computeranimatiefilms met mensen, dieren of speelgoed zijn er al genoeg gemaakt dus is het redelijk verfrissend om nu eens tuinkabouters in de hoofdrol te zien. Want zelfs al wordt er qua opzet heel erg gespeeld volgens de Toy Story-regels (de tuinkabouters komen tot leven wanneer niemand kijkt en verstenen weer zodra ze voor de buitenwereld zichtbaar zijn), biedt het op technisch gebied een mooie uitdaging om aimabele personages neer te zetten zonder daarbij uit het oog te verliezen dat het hier om stenen beeldjes gaat. Daarin slaagt de film zeer goed: de degelijk geanimeerde tuinkabouters hebben een zeer overtuigend stenen uiterlijk (inclusief alle imperfecties als gevolg van een leven lang in een voortuin staan) en vooral het goede gebruik van geluid (wanneer de tuinkabouters lopen, hoor je geen trippelende voetjes maar geklonk) versterkt de geloofwaardigheid.

Net als bijna alle animatiefilms dezer dagen doet de film een groot beroep op zijn komische aspecten. Nu is het uitgangspunt op zich al wel genoeg voor een glimlach, maar de film neemt het zekere voor het onzekere en injecteert talloze personages die voor humor moeten zorgen. Daarin blijkt al snel de overdaad: praktisch elk personage, uitgezonderd het centrale koppel en hun ouders, dient als komische noot. Als halverwege de film ineens een plastic flamingo met een Puerto Ricaanse tongval ten tonele verschijnt, begint het dan ook echt wat te veel te worden met de afleiding van het (eigenlijk toch wel kleurloze) liefdeskoppel. De allerbeste grap is er overigens een die maar weinig met het plot te maken heeft: een volledig over de top reclamespot voor een grasmaaier die zo effectief is dat “je gras niet eens zal durven te groeien”.

Een andere vorm van overdaad valt te bespeuren in de hoeveelheid Elton Johnliedjes. Nu heeft deze artiest heel wat nummers gemaakt die goed in een film zouden kunnen werken en met zijn bijdrage aan The Lion King bewezen ook in dienst van een film sterk nieuw materiaal te kunnen creëren, maar hier heeft men simpelweg zijn bekendste en klefste liedjes uitgekozen. De vermelding van Elton John als een van de producenten op de aftiteling roept dan ook de vraag op: was dit zijn eis als producent of zeiden de makers op een zeker punt tegen elkaar: “We gebruiken nu al zoveel muziek van hem; nu kunnen we hem onderhand wel als producent op de aftiteling zetten.” Het zij zo, maar een tuinkabouter in een glitter-en-glamourpak achter een piano is echt een stapje te ver.

Ondanks al deze overdrijvingen is het moeilijk om niet vermaakt te worden door de film. De overdaad is wat dat betreft vooral een teken dat de makers het simpelweg iets te hard proberen, en dat valt te vergeven. Net als in Toy Story, Chicken Run en Flushed Away komt een hoop creativiteit bovendrijven in de wijze waarop de kleine wereld omgaat met alledaagse voorwerpen uit de grote wereld. Dit levert mooie vondsten op zoals grasmaaiers die door de tuinkabouters als racewagens worden gebruikt. En hoewel de film uiterst losjes omgaat met zijn bronmateriaal worden de overbekende scènes uit Shakespeares werk redelijk origineel toegepast op de voortuinsetting.

Hoe prachtig en tijdloos Shakespeares originele verhaal ook mag zijn, het tragische einde is niet goed verkoopbaar, vooral niet bij een kindvriendelijke animatiefilm. De film breekt daarom op dit punt met het bronmateriaal, maar pleit zich vrij van dit overspel door William Shakespeare in hoogsteigen persoon op te voeren en hem (voorzien van de stem van Patrick Stewart; niet geheel toevallig een van de meest shakespeariaanse acteurs van Hollywood) neer te zetten als een maniakale idioot met een beangstigende fascinatie voor dood en verderf. Volgens de personages is hun happy end zelfs een verbetering van het verhaal. Een nogal brutale opmerking die Shakespearepuristen waarschijnlijk een doorn in het oog is, maar door de dikke knipoog komt de film er wel mee weg.

Een goed uitgangspunt is het halve werk, zo bewijst Gnomeo & Juliet maar weer eens. Door de eeuwenoude Engelse tragedie te koppelen aan hedendaags kleinburgerlijk Engeland weet de film op tamelijk frisse wijze anderhalf uur te vullen. De film pakt zijn punten met zijn humor maar ondervindt hierin ook zijn achilleshiel: de romantiek raakt lichtelijk ondergesneeuwd. En bij een (zij het nogal losse) hervertelling van misschien wel de bekendste liefdesgeschiedenis kan dat toch eigenlijk niet de bedoeling zijn. Desondanks een aanrader voor mensen die Shakespeares werk wel eens op een wat luchtiger wijze uitgevoerd willen zien.