Florence Foster Jenkins
Recensie

Florence Foster Jenkins (2016)

Er valt een boel aan te merken op de veilige regie van Stephen Frears, maar Meryl Streep is briljant als vals zingende operavedette.

in Recensies
Leestijd: 3 min 32 sec
Regie: Stephen Frears | Cast: Meryl Streep (Florence Foster Jenkins), Hugh Grant (St. Clair Bayfield), Simon Helberg (Cosmé McMoon), Rebecca Ferguson (Kathleen), e.a. | Speelduur: 111 minuten | Jaar: 2016

Nagels op een schoolbord, een mager speenvarken dat gevild wordt of het gejuich van de tegenstanders als ze een doelpunt scoren. Deze geluiden zijn allemaal minder erg dan de zangkunsten van 's werelds slechtste operazangeres: Florence Foster Jenkins. Ondanks haar uiterst belabberde vocale kwaliteiten was ze een ware vedette die haar eigen muziekclub oprichtte die ze samen met haar lieftallige tweede echtgenoot St. Clair Bayfield runde. We zitten een dikke twintig minuten in Stephen Frears biopic wanneer Florence voor het eerst haar strot opentrekt. Het is 1944 en de zangeres, eigenlijk gewoon een rijke erfgename en zangamateur, heeft nog maar pas kennisgemaakt met pianist Cosmé McMoon die haar moet begeleiden bij de dagelijkse zanglessen die ze bij de dirigent van het New Yorkse Metropolitan Orchestra volgt. McMoon weet niet wat hij meemaakt als de eerste valse noten de keel van Jenkins verlaten. Is dit een grap? Integendeel, het is bittere ernst en iedereen speelt het spel mee.

De tragiek en tevens humor dicteren namelijk dat niemand in Jenkins' omgeving haar afvalt. Niet omdat ze het niet durven, maar omdat ze respect hebben voor de vrouw die inmiddels dik in de zeventig is en al vijf decennia lijdt aan syfilis. De grote kranten schreven uit respect enkel positieve recensies over haar en zo blijft Jenkins in haar waan. Zelf heeft de toondove zangeres er geen flauw benul van dat ze zo vals als een kraai zingt. De echte Florence Foster Jenkins was tientallen jaren een fenomeen in New York. Ze mocht mensen als componist Cole Porter, actrice Talullah Bankhead en tenor Enrico Caruso tot haar grootste fans rekenen. Foster was een cultsensatie, maar werd zelden uitgejoeld. Frears houdt dit beeld van de kwetsbare vrouw met het enorm prettige bord voor haar kop in stand en laat haar vertolken door niemand minder dan Meryl Streep. We volgen de operazangeres in het laatste jaar van haar leven, waarin ze nog eenmaal wil schitteren.

Frears is een filmmaker die zelden risico's opzoekt. Zijn portret van Florence Foster Jenkins vormt hierop geen uitzondering. Hij bedekt veel met de mantel der liefde en vijlt de ruwe kantjes van de personages bij. Zo leeft Jenkins’ echtgenoot feitelijk in zijn eigen woning die hij deelt met zijn vriendin. Hij heeft door de ziekte van de zangeres geen seksuele relatie met haar en het stel is hierdoor ook altijd kinderloos gebleven. Tegenover McMoon verkondigt hij dat het stel zo zijn afspraken heeft, maar de vraag is in hoeverre Jenkins van alles op de hoogte is. Tegelijkertijd heeft haar echtgenoot ook ontzettend veel respect voor haar en niet enkel omdat zij een goudmijntje is. Gevolg is wel dat Frears besluiteloos overkomt en de zaken niet scherp aanzet.

Wat overblijft, is Jenkins als curiosum. De kwalificatie van de zangeres tot kermisattractie gaat te ver, maar de nuanceringen van het personage komen volledig op het conto van een wederom weergaloze Meryl Streep. Een van ’s werelds beste actrices lijkt werkelijk elke rol aan te kunnen. In Altmans laatste wapenfeit, A Prairie Home Companion en in Mamma Mia! merkten we al dat Streep best een aardig nootje kan zingen, maar gecontroleerd vals een aria inzetten is ook best een kunst. In een ontroerende droomscène laat Jenkins nog even zien hoe het moet voelen als je wél de beste operazangeres ter wereld bent. Ook prachtig is een afgeladen Carnegie Hall die Jenkins met al haar goede bedoelingen vol krijgt met oorlogshelden. De militairen kunnen maar moeilijk hun gevoelens ten aanzien van Jenkins’ zangkunsten onderdrukken, maar de grand dame blijft fier overeind.

Florence Foster Jenkins heeft niet constant de lach aan de kont hangen, maar is in dramatisch opzicht wat vlak en eenduidig. Er gaat naast de humor een ongekende droefheid schuil achter het leven en de carrière van Jenkins. Frears weet dit thema slechts gedeeltelijk aan te snijden omdat hij de positiviteit prioriteit heeft gegeven. De biopic is helemaal opgetrokken rondom Streep. En terecht, want ze is opnieuw verrukkelijk en zal wellicht haar twintigste Oscarnominatie binnenslepen. Winnen zal ze hem niet, want daarvoor moet Streep te veel opereren binnen een charmant, maar wankelend vehikel.