Dummie de Mummie
Recensie

Dummie de Mummie (2014)

Een kinderboek over een Egyptische mummie in een Nederlands polderlandschap wordt verfilmd als spaghettiwestern. Wie weet waarom mag het zeggen.

in Recensies
Leestijd: 4 min 15 sec
Regie: Pim van Hoeve | Cast: Julian Ras (Goos Guts), Yahya Gaier (Dummie), Roeland Fernhout (Klaas Guts), Ton Kas (Meester Krabbel), Jennifer Hoffman (Juffrouw Friek), e.a.| Speelduur: 90 minuten | Jaar: 2014

Niet iedereen zal er even blij mee zijn, maar de Nederlandse filmindustrie leunt voor een groot deel op producties die zich richten op de jongste bezoekers. Jeugdfilms zijn namelijk een veilige investering; relatief goedkoop, eenvoudig aan het buitenland te verkopen (nasynchroniseren is bij dit type film geen probleem) en omdat kinderen onder de tien zelden zonder hun ouders op pad gaan, telt elke bezoeker voor twee. Wanneer een Nederlands jeugdboek genoeg succes heeft, kun je er dan ook vergif op innemen dat er snel een verfilming van komt. Dus een reeks waarvan sinds 2009 jaarlijks een nieuw deel is uitgekomen die inmiddels wordt uitgebracht in acht landen? Verkocht! Het is echter afwachten of de filmversie van Dummie de Mummie het tot net zo’n langlopende reeks zal schoppen. Want hoewel vaardig gemaakt, is de film iets te onevenwichtig om echt te beklijven.

In deze verfilming van het eerste deel uit Tosca Mentens kinderboekenreeks wordt een gemummificeerde faraozoon op weg naar een Nederlands museum door de bliksem getroffen en zodoende weer tot leven gewekt. Gelukkig voor hem wordt hij opgevangen door de elfjarige Goos (min of meer een leeftijdgenoot, ook al is hij vierduizend later geboren), die hem de naam Dummie geeft. Zijn echte naam is namelijk nogal lang en kinderboeken en -films zijn nu eenmaal gebaat bij een rijmende of allitererende titel. Goos is nogal een buitenbeentje, dus de onverwachte komst van Dummie is voor hem een groot geluk: eindelijk heeft de introverte jongen een speelmaatje. Echter, wanneer Goos na een fijne zomervakantie weer naar school moet, wil de opnieuw tot leven gekomen mummie graag met hem mee. Goos en zijn vader bedenken daarom het plan Dummie te introduceren als hun Egyptische neefje, die vanwege ernstige brandwonden volledig in het verband zit.

De poster van Dummie de Mummie toont de twee hoofdpersonages in het midden en flankeert deze met aan de linkerkant een Nederlands polderlandschap met windmolen en uiterst rechts een Egyptische woestijn met piramide. Het is tekenend voor de film, waarin men duidelijk niet geïnteresseerd is in het neerzetten van een realistische wereld, maar liever kiest voor de prentenboekvariant. Aldus woont Goos in een plaatsje genaamd Polderdam en staat zijn basisschool vlak naast een molen en een sloot. Uiterst clichématig dus, maar door zijn consequente aanpak tamelijk onschuldig. In dat opzicht is het bijna opvallend dat men geregeld het Oudheidkundig Museum in Leiden bij naam noemt; in een dusdanig fictief vacuüm zou je eerder een bedachte variant verwachten. Maar goed, dat museum wil in ruil voor hun medewerking natuurlijk wel de kans krijgen om ook een hoop jonge bezoekers aan te trekken…

Waar Nederlandse jeugdfilms doorgaans worden geregisseerd door nieuwkomers of cineasten die zich volledig toeleggen op dit type film, is Dummie de Mummie gemaakt door de niet bepaald onervaren Pim van Hoeve. Behalve een romkom (Liever Verliefd) en een tienerfilm (Snowfever) was Van Hoeve de afgelopen tien jaar betrokken bij goed ontvangen televisieseries over mensen als Koningin Beatrix, Freddy Heineken, Vincent van Gogh, Prins Bernhard en Johan Cruijff. Niet bepaald de minste figuren, dus dat hij dit werk afwisselt met een tamelijk onbeduidende jeugdfilm, wekt de indruk dat Van Hoeve graag een luchtig tussendoortje wilde doen om wat met het filmmedium te experimenteren.

Dat idee wordt versterkt door het gegeven dat de regisseer een stijl hanteert die overduidelijk is geënt op die van het spaghettiwesterngenre. Waarom hij dat doet, wordt nooit duidelijk. Met de aanwezigheid van een mummie zou je mogen verwachten dat een film eerder aansluit bij de oude Universal-horrorfilms of luchtig avontuur à la Indiana Jones, maar Van Hoeve speelt duidelijk liever leentjebuur bij Sergio Leone. De stijl is vrij goed uitgewerkt (alle vaste visuele trucjes worden gehanteerd en ook de muziek klinkt alsof Ennio Morricone ervoor verantwoordelijk is), maar de urgentie ontbreekt. We zien hier immers geen zelfbewust spelletje met genreconventies, maar simpelweg een filmmaker die iets te graag de liefde wil verklaren aan het genre. Waarschijnlijk wilde Van Hoeve gewoon een andere film maken (met meer westernthematiek), maar zag hij zich gedwongen de spaghettisaus uiteindelijk maar te gebruiken voor een film die wél van de grond kwam.

Neemt niet weg dat Van Hoeve zich als een visueel interessante filmmaker laat zien. Vooral door zijn goede oog voor compositie valt prima te vergeven dat het verhaal op momenten wel erg dunnetjes is. Een wat moeilijker te overkomen manco is dat het titelpersonage geregeld over de irritatiegrens heen gaat. Heel erg is het dan ook niet dat die tegen het einde van de film wat meer afwezig is, waardoor er ruimte ontstaat voor scènes waarin Goos en zijn vader wat meer tot elkaar komen. Gelukkig, want hun band is vele malen interessanter dan die van de jongen en de mummie. En wanneer de film echt dreigt vast te lopen, is er gelukkig altijd nog de heerlijk onderkoelde humor van Ton Kas om op terug te vallen. Zo’n leraar hadden we allemaal wel willen hebben.