Recensie

Hercules (2014)

De tweede Hercules-film van dit jaar is beter dan de vorige, maar daarmee is alles wel gezegd.

in Recensies
Leestijd: 3 min 31 sec
Regie: Brett Ratner | Cast: Dwayne Johnson (Hercules), John Hurt (Lord Cotys), Rufus Sewell (Autolycus), Ian McShane (Amphiaraus), Ingrid Bolsø Berdal (Atalanta) e.a.| Speelduur: 98 minuten | Jaar: 2014

Nog geen halfjaar na het stevig geflopte The Legend of Hercules, volgt alweer de volgende Hollywoodfilm over de Griekse halfgod Herakles. Ook hierin wordt diens Latijnse naam gehanteerd (terwijl de Goden en andere personages wel gewoon Griekse namen hebben) en wordt eveneens losjes omgegaan met het bronmateriaal. Desondanks pakt Hercules aangenamer uit dan zijn concurrent door op vrijwel alle punten net iets beter te scoren. Het beste voorbeeld daarvan: Dwayne Johnson in de titelrol. Als acteur timmert de voormalige worstelaar al meer dan tien jaar lekker aan de weg en is daarin een veelzijdigere actieheld gebleken dan generatiegenoten Vin Diesel en Jason Statham. Helaas is wel steeds merkbaar dat hij niet al te kritisch is in zijn filmkeuzes. Hercules vormt daarop geen uitzondering.

Waar The Legend of Hercus een standaard avonturenplotje afdraaide waarin slechts sporadisch elementen van het oorspronkelijke verhaal voorbijkwamen, weet Hercules de mythe wat beter naar zijn hand te zetten. De film speelt zich namelijk af in een tijd waarin de held zijn welbekende twaalf werken al heeft verricht. De roem die hem dat heeft opgeleverd, weet hij handig te gebruiken in zijn huidige bestaan als huurling. Zijn clubje metgezellen (die wel erg veel lijkt op de entourage van Thor) bestaat zodoende niet enkel uit krijgers, maar bevat ook een verteller die graag uitweidt over Hercules’ goddelijke afkomst en heldendaden. Maar hoeveel waarheid bevatten zijn verhalen eigenlijk? Waar The Legend of Hercules al in de eerste minuten het bestaan van de goden erkende (om er vervolgens niets meer mee te doen), laat men hier zo lang mogelijk in het midden of er wel echt sprake is van bovennatuurlijke elementen.

Deze benadering zorgt voor een redelijk interessante invalshoek op het al zo vaak vertelde verhaal, namelijk die van mythevorming tijdens het leven (in plaats van na de dood). De held laat zich op basis van zijn status door een koning inhuren om een einde te maken aan een burgeroorlog en begint daartoe diens leger te trainen. Wanneer die taak is volbracht, marcheren de soldaten de oorlog tegemoet in een uitdossing die is gemodelleerd naar die van Hercules. Dit zal voor hun krijgskunst waarschijnlijk weinig uitmaken, maar het draagt natuurlijk wel bij aan de status van de held die het leger leidt. Ook vragen over zijn heldendaden, weet hij handig te ontwijken. Zijn legende spreekt immers voor zichzelf en een directe antwoord kan daar alleen maar afbreuk aan doen.

Had men van de mythevorming het centrale thema gemaakt, dan had dat absoluut iets interessants kunnen opleveren. Het is daarom des te spijtiger dat dit slechts een onderdeeltje vormt van een film die enkel geïnteresseerd lijkt in zoveel mogelijk clichés afvinken. Geen enkele scène verrast, elke zin die wordt uitgesproken is al eens eerder te horen geweest en zelfs de twist zie je van ver aankomen. De voorspelbaarheid maakt de film niet per se slecht, maar wel ontzettend vermoeiend voor eenieder die ook maar een beetje bekend is met dit type film. Met een inspiratieloos script als dit had men dan ook beter naar een bevlogen regisseur kunnen gaan in plaats van naar de altijd op veilig spelende Brett Ratner. Clichés worden bij Ratner eerder uitvergroot dan verbloemd.

Dat de vele clichés niet de gehele film overschaduwen, is vooral te danken aan de cast. Britse acteerkannonnen John Hurt, Ian McShane en Rufus Sewell geven de film wat glans en zorgen geregeld voor de broodnodige luchtigheid. Daarnaast brengt Dwayne Johnson in de titelrol een gepaste dosis starpower waar het charismavacuüm Kellan Lutz in The Legend of Hercules zo hevig aan ontbrak. In een tijd waarin de opgepompte actiehelden van weleer hun relevantie lijken te hebben verloren (Hollywood stuurt tegenwoordig liever een ‘echte’ acteur een paar maanden naar de sportschool), is Johnsons casting ietwat opvallend, maar misschien wel juist van belang voor hoe de film moet worden gezien. Zijn hoofdrol zorgt immers voor echo’s naar zijn speelfilmdebuut The Scorpion King, dat op zijn beurt weer schatplichtig is aan de Conan-films waarmee Arnold Schwarzenegger ooit groot werd. De boodschap is helder: bezoeken met lage verwachtingen alstublieft.