'Devo': de-evolutie van een band
Recensie

'Devo': de-evolutie van een band (2024)

Documentaire over bekende band prijst hun stunts, maar kijkt onvoldoende naar het dilemma tussen artistieke integriteit en commercie.

in Recensies
Leestijd: 3 min
Update:
Regie: Chris Smith | Speelduur: 94 minuten | Jaar: 2024

Leden van provocatieve new waveband Devo vertellen hun verhaal. De oprichters leerden elkaar kennen in de tijd van de protesten tegen de oorlog in Vietnam. Op de Kent State University in Ohio ontwikkelden ze hun filosofie over de de-evolutie van de mens, startten een radicaal kunstproject en vonden daarna pas hun muzikale draai. Ze baarden opzien met hun debuutalbum Q: Are We Not Men? A: We Are Devo! uit 1978, scoorden een hit met Whip It en verzopen vervolgens in de muziekindustrie. Ze hielden het acht albums vol, een comeback daargelaten.

Devo droeg hun boodschap uit via optredens met maffe kostuums en films die het midden houden tussen dada en pop art. Devo was dan ook een pionier van de videoclip, jaren voor de oprichting van MTV. Zo maakte de schelmse avant-garde filmmaker Bruce Conner er eentje voor Mongoloid. De band dankt zelfs hun ontdekking aan een korte film die succes boekte op het festivalcircuit, In the Beginning Was the End: The Truth About De-Evolution.

Frontmannen Gerald Casale en Mark Mothersbaugh vertellen gedreven de geschiedenis, geholpen door treffende archiefbeelden van de begindagen. Met Casale als de intellectueel en Mothersbaugh als de kunstzinnige vormen ze een boeiend contrast. Gelukkig laat documentairemaker Chris Smith vooral hen aan het woord. Hij trommelt geen willekeurige experts op om de band op te hemelen. De muzikale keuzes blijven echter onderbelicht ten opzichte van de maatschappijkritiek over de steeds destructiever en dommer wordende mens.

Ze waren verbonden met het crème de la crème van de Amerikaanse muziekscene. De namen vliegen daarom voorbij in de dolle montages, van Neil Young tot John Lennon. Het dient weinig anders dan opkloppen hoe baanbrekend en bekend ze toen wel niet waren. De documentaire merkt terecht op dat ze het publiek bezig hielden en innoveerden met het debuutalbum. Zo bijzonder was hun neurotische danspunk echter ook weer niet, in een tijd waar bands als Talking Heads of de veel radicalere The Residents ook actief waren.

De belangrijkste naam die de documentaire dropt is David Bowie. Hij produceerde samen met Brian Eno het debuutalbum. Net als bij Bowie vormde marketing en netwerken de spil van Devo's carrière, alleen bleken ze daarin niet zo'n meester als hun idool. Devo's muziek leed onder al het uiterlijke vertoon. Smith laat na hen daarover aan de tand te voelen en structureert de geschiedenis als het zoveelste opkomst en ondergang verhaal over een muziekgroep.

Als Casale en Mothersbaugh oreren over de alom toenemende stupiditeit, is een frappante parallel met de huidige tijdgeest snel gevonden. Halverwege hun carrière draagt de groep plastic kapsels die sterk doen denken aan Ronald Reagan, de eerste keer dat een dementerende president beloofde Amerika weer groot te maken. Verwissel Vietnam voor Palestina en Devo gaat over vandaag de dag. De kapsels verwezen eigenlijk naar John F. Kennedy, zo roepen de leden ontzet uit. Smith gaat vervolgens mee in het verhaal van onbegrepen kunstenaars, in plaats van te ondervragen of de stunt goed was uitgedacht.

Zo komt Devo er vaak goed vanaf. Als weer eens een marketingstunt voorbij komt, glunderen de vertellers - als iets maar een beetje afwijkt van de status quo is het al goed. Het aangrijpendste stuk van de documentaire is echter hoe de cultuurindustrie de band langzaam maar zeker opslokt. De vraag rijst of Devo echt zo subversief was, als Saturday Night Live of oubollige praatprogramma's hen uitnodigen. Ontregelde Devo het systeem, of het systeem juist Devo? De bandleden spreken openlijk over het dilemma tussen integriteit en toegankelijkheid, maar de documentaire werkt hun twijfels te weinig uit.

Devo is te zien bij Netflix.