Universal Language schept een eigen werkelijkheid waarin absurde logica klopt. Canada en Iran verweven zich tot een buitenaardse wereld met informatieborden en dialogen in het Perzisch. In komische vignetten willen onder anderen twee kinderen een vastgevroren geldbiljet losbikken en reist een kalkoen met de bus, tot chagrijn van een oude vrouw. De rode draad van het verhaal vormt regisseur Matthew Rankin die als fictieve versie van zichzelf naar Winnipeg terugkeert om zijn moeder te bezoeken.
Het absurdisme beeldt aangrijpend de moeilijkheid van teruggaan naar je wortels uit, wanneer zowel jijzelf als de omgeving in de tussentijd is veranderd. Het scenario, geschreven met bevriende acteurs Pirouz Nemati en Ila Firouzabadi, bevat dan ook autobiografische elementen. Dat Rankin zichzelf speelt en daarmee fictie en werkelijkheid verweeft, doet denken aan de Iraanse cinema waar hij zo van houdt, met meesters zoals Abbas Kiarostami of Mohsen Makhmalbaf. Rankins bezielde autobiografische signatuur maakt de film zo eigenzinnig.
De wereld van Universal Language roept dan ook een gevoel van vervreemding op, zoals de louter grijze en bruine wijken van Winnipeg. De gebouwen herinneren aan het Parijs van Jacques Tati's Playtime; ook hier vormt de steriele architectuur het decor voor de fratsen van koddige mensen. Een strakke mise-en-scène draagt bij aan de vervreemding, bijvoorbeeld wanneer Rankin zijn ontslag indient bij een boertige ambtenaar. Het verzoek minstens neutraal te spreken over zijn werk in Québec, komt extra maf over door het vernuftige snijden tussen de twee, zittend in de hoek van een grauwe kamer.
De logica van deze wereld werkt, omdat Rankin deze als vanzelfsprekend presenteert. Kalkoenen kunnen hier brillen stelen. Zijn droge benadering doet soms denken aan Roy Andersson (Songs from the Second Floor). Zo leidt gids Massoud toeristen naar bezienswaardigheden als een kapotte fontein, waar de groep maar dertig seconden mag rondhangen. Het graf van Louis Riel, verzetsheld van de inheemse Métis-bevolking, ligt ingeklemd tussen twee autowegen. Een van de vele droefgeestige tussendoortjes.
Toch verliest de film zich zozeer in de absurditeiten dat de emotionele lading aan kracht inboet. Dat ligt niet aan losse figuren die tweemaal in beeld komen om de interne verbondenheid te bewijzen, zoals een man die verdwijnt achter zijn kleurige kerstboom, maar aan het feit dat de vignetten te veel uiteenlopen om naturel samen te komen. Bovendien sluit Rankin zijn zoektocht overhaast af met een ontknoping die stilistisch losstaat van de rest, met flashbacks en droomscènes. Universal Language probeert daarmee iets te hard de absurditeit te ontstijgen.