De Nieuw-Zeelandse productie The Rule of Jenny Pen is allesbehalve een perfecte film. Het script kampt met duidelijke problemen en het is de vraag of deze psychologische huiverprent in eindejaarlijstjes belandt. Toch is het, ondanks de tekortkomingen, een origineel werk dat iets te vertellen heeft en vooral indruk maakt door de uitzinnige, griezelige én geestige vertolking van John Lithgow.
Rechter Stefan Mortensen heeft net een uitspraak gedaan in een zaak rond huiselijk geweld als hij in elkaar zakt. De beroerte laat hem gedeeltelijk verlamd achter. Zonder familie en gekluisterd aan een rolstoel belandt hij tot zijn grote frustratie in een bejaardentehuis. Hij klaagt steen en been tegen de verzorgers en weigert contact met zijn medebewoners. Zijn kamergenoot, de voormalige rugbyspeler Tony, duldt hij met tegenzin. Iedereen negeert hem, behalve Dave Crealey, een oudje met een handpop, genaamd Jenny Pen.
Stefan ziet hoe Dave 's nachts Tony terroriseert met zijn pop en ontdekt dat achter de façade van een onschuldige, verwarde opa een seniele psychopaat schuilgaat. Voor de verzorgers speelt Dave de naïeve grijsaard, maar zodra hun rug is gekeerd, vermaakt hij zich met het verstoren van dansmiddagen, sadistische grappen en zelfs seksueel misbruik. Wanneer Stefan een klacht wil indienen, gelooft niemand hem omdat hij zelf een onaangename vent is. Dave neemt wraak en maakt van Stefan zijn volgende doelwit.
Dat Stephen King enthousiast is over deze Nieuw-Zeelandse productie is niet verrassend. De lugubere, claustrofobische sfeer, de zwarte humor en de subtext van lichamelijke aftakeling doen denken aan een psychologische thriller van de schrijver zelf, zoals The Shining. Toch ligt de basis bij een kort verhaal van Owen Marshall, van wie regisseur James Ashcroft vier jaar geleden al Coming Home in the Dark verfilmde.
Oppervlakkig bekeken gaat The Rule of Jenny Pen over een oudere man die juist op de plek waar hij rust en herstel zou moeten vinden, geteisterd wordt door een kwelduivel. Maar Ashcroft voegt extra lagen toe. Ten eerste belichaamt Dave de gruwelijke psychische pijn en immense vernedering die Stefan ervaart door zijn verlamming en ouderdom. Met de handpop krijgt hij iets bovennatuurlijks, waardoor de film ook als spookverhaal te lezen valt, met Dave als boze geest die door het tehuis waart.
Daarnaast fungeert Dave als katalysator voor Stefans psychische transformatie. Hij dwingt hem tot een pijnlijke introspectie, haalt de façade onderuit waarachter Stefan zich jarenlang verschool en confronteert hem met zijn hardheid en egoïsme. Door de ultieme vernedering te ondergaan, beseft Stefan hoezeer hij zelf een onhebbelijke klier is geweest. Zo wordt Dave ook een spiegel: een onontkoombaar instrument dat Stefan paradoxaal genoeg tot zelfkennis en een vorm van verlossing brengt.
Het zwakke punt van The Rule of Jenny Pen zit in de adaptatie. Ashcroft en zijn coscenarist slagen er niet in het verhaal volledig tot leven te brengen als langspeelfilm. Het gevoel dat het een uitgerekt kort verhaal betreft overheerst. Nevenplots en verrassende wendingen ontbreken en de finale is nogal gewoontjes. Ashcroft kiest er bovendien voor om tijdelijk Daves perspectief te volgen, terwijl het voor dit verhaal essentieel is om bij Stefan te blijven.
Ondanks dit manco blijft de film fascineren. Dat komt deels door de zwarte humor, maar vooral door John Lithgow. Na zijn sinistere schurkenrollen in onder andere drie Brian De Palma-films (Obsession, Blow Out, Raising Cain), Ricochet, Cliffhanger en Dexter speelt hij opnieuw een memorabele slechterik. Scènes waarin Dave urine uitgiet over bedlegerige oudjes, tegen de schenen van Stefan schopt en manisch een cockney-cafédansje opvoert op Knees Up Mother Brown, zijn niet snel te vergeten.