The Green Inferno
Recensie

The Green Inferno (2013)

De kannibalenfilm is terug. Maar er zit kraak noch smaak aan.

in Recensies
Leestijd: 4 min 25 sec
Regie: Eli Roth | Cast: Lorenza Izzo (Justine), Ariel Levy (Alejandro), Daryl Sabara (Lars), Aaron Burns (Jonah), e.a. | Speelduur: 100 minuten | Jaar: 2013

Eli Roths vorige horrorfilm is amper de bioscoop uit of zijn volgende project dient zich al aan. Terwijl in Knock Knock de onderbuik van onze maatschappij wordt geïllustreerd aan de hand van een gewelddadige 'home invasion', behandelt The Green Inferno de aloude 'wij-zij'-tweedeling tussen de westerse beschaving en de onbeschaafde wilden in de jungle. Met deze film hoopt Roth een terugkeer van de kannibalenfilm te bewerkstelligen. Dat subgenre overheerste de Italiaanse horrorfilm in de jaren zeventig en tachtig en koppelde extreem grafisch geweld tegen mens (in scène gezet) en dier (doorgaans echt) met kritische beschouwingen over de bloeddorst van de media in onze 'beschaafde' wereld. Kannibalenfilms genieten nog immer een cultstatus onder liefhebbers van hardcore horror waartussen horrorgoeroe Roth ook zichzelf rekent. De tijden zijn desondanks veranderd en The Green Inferno geeft vooral aan dat 'ze ze niet meer maken zoals vroeger'. Goed nieuws voor de dieren, maar wie op een herleving van de gore van cultklassiekers als Cannibal Holocaust hoopt, komt bedrogen uit.

Datzelfde Cannibal Holocaust diende als voornaamste inspiratiebron voor The Green Inferno. Niet alleen ontleende het project zijn titel aan de 'film-in-de-film' uit de in veel landen verboden griezelaar uit 1980, ook het scenario van Roths nieuwste bevat de nodige referenties. De kritische blik op de moderne media bijvoorbeeld, maar ook het uitgangspunt dat de onbeschaafde wilde helemaal niet op de invloed van de westerse wereld zit te wachten. Ook al is die goedbedoeld, zoals in The Green Inferno, waarin een groep naïeve Amerikaanse studenten naar de jungle van Peru afreist om een inboorlingenstam te redden van de kettingzagen die hun leefgebied verwoesten. Gewapend met hun mobieltjes werpen de stereotiepe studentjes zich tussen de bulldozers en de jungle om de mediasensatie op te zoeken. Maar als de klus geklaard is, stort hun vliegtuig op de terugreis neer boven de groene hel, waar ze verwelkomd worden door de pijlen van diezelfde inheemsen die ze zo edelmoedig probeerden te redden. En vervolgens begint het gebruikelijke martel- en vreetfestijn waarmee de kannibalenfilms hun dubieuze reputatie verkregen.

Het is echter braafheid troef in The Green Inferno. Hoewel we van regisseur Roth, met martelporno als Hostel op zijn conto, verwachtten dat hij lekker los zou gaan met de kannibalensnackerij, valt dat vies tegen. Niet alleen moeten we een saaie eerste helft uitzitten waarbij de eerste menseneter zich pas na drie kwartier aandient, ook blijkt het aantal scènes met de gewraakte/gewenste 'gore' zeer beperkt. Die paar grafische taferelen zijn echter expliciet genoeg in beeld gebracht met overtuigende make-upeffecten om toch dat gevoel van de typische kannibalenfilm van weleer op te wekken, maar het zijn er te weinig om van een geslaagde terugkeer van het subgenre te spreken. Evenals in het geval van de bloedeloze thuisterreur in Knock Knock weet Roth de gruwel van de situatie niet doeltreffend te vatten. Eng wordt het zelden, de irritatie overheerst. Het handjevol bloeddorstige momenten weegt simpelweg niet op tegen de overdadig lange introductie van de fletse personages en hun onderlinge gekibbel. Eigenlijk zien we ze het liefst zo snel mogelijk bloederig onder de bijl gaan, maar dat blijkt ijdele hoop.

Kan een goede kannibalenfilm überhaupt nog wel gemaakt worden in het huidige politiek correcte klimaat? Het idee dat in het oerwoud achter elke boom een hongerige inboorling wacht gewapend met gifpijlen en een pruttelende kookpot, is niet meer van deze tijd te noemen terwijl inheemse stammen bij bosjes van hun land verjaagd worden door hebzuchtige energiebedrijven. Van dat idee maakt Roth tenminste nog effectief gebruik om zijn film een hedendaagse twist te geven. Ook de hypocrisie van activisten om te denken dat ze met hun campagnes op sociale media ook maar iets bereiken om de verwoesting van het regenwoud tegen te gaan, krijgt een terechte veeg uit de pan. Maar vervolgens vindt Roth het nog nodig een pleidooi te beginnen tegen vrouwenbesnijdenis, een praktijk die amper op het Zuid-Amerikaanse continent voorkomt. De film opent met een lezing over het verwerpelijke fenomeen, dus het laat zich raden dat de maagdelijke protagoniste – Roths echtgenote Lorenza Izzo, die in Knock Knock zich nog zelf aan marteling schuldig mocht maken – in de jungle hetzelfde wrede lot beschoren lijkt. Roths roep om aandacht voor dergelijke misdaden tegen vrouwen is loffelijk, maar het is een nodeloze extra gruwelsensatie, als om haar heen haar medestudenten in de magen van de inboorlingen belanden.

Roth had zijn aandacht beter kunnen blijven richten op juist dat kannibalistische aspect van zijn kannibalenfilm, dat nu opvallend naar de achtergrond verdwijnt. Hoewel een enkele scène voldoende misselijkmakend in beeld gebracht wordt, blijft de echte horror uit. Daarnaast wordt het ondermijnd door Roths vasthoudendheid spanningsvolle situaties te ontkrachten met vervreemdende poep- en pieshumor. Wat diarree hier, wat masturbatie daar: niet de lichaamssappen die het publiek wil zien en medeverantwoordelijk voor de tekortkomingen die van wat een puike griezelfilm had kunnen zijn een tamme klucht maken. Ook nog getypeerd door een politiek correct maar ontgoochelend einde, waarin en passant een opzetje voor een vervolg wordt gegeven. Waarschijnlijk zinloos. The Green Inferno bleef wegens distributieproblemen twee jaar op de plank liggen. Blijkbaar zag men weinig heil in Roths project dat hoofdzakelijk bewijst dat kannibalen anno 2015 niet meer zo eng mogen zijn als weleer.