The Wolfman
Recensie

The Wolfman (2010)

Een oprechte liefde voor het origineel uit 1941 druipt ervan af, maar Joe Johnstons versie blijft in de schaduw van deze monumentale klassieker staan.

in Recensies
Leestijd: 3 min 52 sec
Regie: Joe Johnston | Cast: Benicio Del Toro (Lawrence Talbot), Anthony Hopkins (Sir John Talbot), Emily Blunt (Gwen Conliffe), Hugo Weaving (Abberline), Geraldine Chaplin (Maleva), Simon Merrells (Ben Talbot), e.a. | Speelduur: 125 minuten | Jaar: 2010

Universal Pictures lanceerde in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een aantal films die voor een nieuw soort entertainment zorgden: de ‘monster movies’. , , en zetten een standaard voor de traditionele horrorfilm en zijn ondertussen uitgegroeid tot onuitwisbare klassiekers. Het personage uit spreekt misschien nog wel het meest tot de verbeelding. Hoewel er talloze films zijn verschenen waarin de lykantroop opdook, is er eigenlijk maar één onbetwiste koning van het subgenre en dat is toch echt de versie uit 1941 met Lon Chaney Jr. die zich met de hoofdrol onsterfelijk maakte. Regisseur Joe Johnston durfde het aan een directe remake te maken van het origineel. Bijna zeventig jaar na dato is de legende nog altijd springlevend.

“Even a man who is pure of heart and says his prayers by night may become a wolf when the wolfbane blooms and the autumn moon is bright.” Je zou deze uitspraak het hart van de film kunnen noemen. Joe Johnston gebruikt het citaat, dat meerdere malen in het origineel werd gebruikt, om zijn film te openen. Al bij de eerste minuten is het duidelijk dat er oprechte liefde voor het origineel in het spel is. Hoewel er veel moeite is gedaan om het originele erfgoed niet te beschadigen, is het echter geen één op één remake geworden.

Dat blijkt vooral uit de vrije manier waarop de personages zijn ingevuld om het verhaal te moderniseren. Waar Lon Chaney Jr. als Larry Talbot in vrijwel iedere scène in het middelpunt stond, krijgen vader Sir John Talbot, weduwe Gwen Conliffe en inspecteur Abberline hier ook ruimte om het universum van de weerwolf weer te geven. Doordat de personages zich onderling anders verhouden, duiken hierdoor zelfs een aantal verrassingen op voor liefhebbers van het origineel. Een gewaagde aanpak, maar het lijkt noodzakelijk om een nieuwe generatie te bedienen op een minder rechtlijnige manier. Het maakt verhaaltechnisch echter wel wat onevenwichtiger.

Wat volgt is een aaneenschakeling van effectieve en minder effectieve scènes.
Regelmatig doorsnijdt Joe Johnston zijn film met een droomsequentie, waarin duidelijk wordt dat Lawrence Talbot met meer te kampen heeft dan alleen zijn vervloeking. Vooral in de eerste helft lijkt de regisseur hiermee op een paar heftige schrikreacties te mikken. Deze scènes staan in schril contrast met de verplicht aanvoelende verdieping tussen Lawrence en de weduwe van zijn vermoorde broer. Samen bij een rivier steentjes over het water ketsen, voelt daarom wel erg geforceerd aan. De duistere ambiance maakt echter veel goed. Het grimmige dorpje met houten huisjes en de donkere mistige bossen zijn een ideale setting om het publiek te laten geloven dat het horroricoon er rondwaart. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dezelfde sfeer uitademt als , zeker niet als je beseft dat Andrew Kevin Walker voor beide films het script verzorgde en John Dexter de art direction.

Het ‘creature design’ van de weerwolf is opvallend dicht bij het concept uit het origineel gehouden. Rick Baker, die het beest ook in van zijn uiterlijk voorzag, koos voor een mix van protheses en special effects. Die balans is redelijk geslaagd, hoewel de weerzinwekkendheid van het beestachtige personage in enkele close-ups nét iets te knullig overkomt. Daar staat tegenover dat de transformaties mooi in beeld worden gebracht en de blinde razernij het gruwelijke karakter van het beest versterkt. is behoorlijk expliciet in het tonen van dat geweld, waardoor je dus rijkelijk wordt getrakteerd op rondvliegende darmen en ledematen.

Benicio Del Toro geeft gestalte aan de menselijke kant van het titelpersonage. Zijn spel is ingetogen en biedt een aangename tegenhanger van zijn wilde alter ego. De overige rollen worden vertolkt door Anthony Hopkins, als de vervreemde vader en een schmierende Hugo Weaving die de rol van Abberline op zich neemt. Emily Blunt heeft eigenlijk de meest ondankbare rol als rouwende weduwe. Achter haar bedroefde blikken schuilt zonder twijfel meer, maar die diepte wordt niet verkend, waardoor Gwen Conliffe oppervlakkig blijft.

Alle filmische aspecten en goede bedoelingen op een grote weegschaal gegooid, mag je concluderen dat zeker een vermakelijke popcornfilm is geworden. Het is vooral een film die aangepast is aan deze tijd. ontbeert echter een scherpe focus op het rechtlijnige verhaal en een strakke regie, waardoor Joe Johnstons versie in de schaduw van de monumentale klassieker blijft staan. Daar kan zelfs een volle maan weinig aan veranderen.