Miami Vice
Recensie

Miami Vice (2006)

Eerder een herschepping van dan een hommage aan de tv-klassieker van weleer.

in Recensies
Leestijd: 3 min 51 sec
Regie: Michael Mann | Cast: Colin Farrell (James “Sonny” Crockett), Jamie Foxx (Ricardo “Rico” Tubbs), Gong Li (Isabella), John Ortiz (José Yero), Naomie Harris (Trudy Joplin), Barry Shabaka Henley (Castillo) e.a. | Speelduur: 132 minuten | Jaar: 2006

Had niet Michael Mann, maar een andere regisseur getekend voor de verfilming van ‘Miami Vice’, dan hadden we vanaf vandaag waarschijnlijk kunnen genieten van een liefdevolle pastiche op de klassieke tv-serie. Een sokloze, bestoppelde Sonny Crockett met een zwarte Wayfarer op de neus. Vaalroze T-shirts onder witte Armani-pakken. Phil Collins in een cameo. Want wat is ‘Miami Vice’ anders dan de jaren tachtig, samengebald in dramatische synthesizerklanken en shootouts bij zonsondergang? Mann, destijds als executive producer verantwoordelijk voor de onderkoelde esthetiek van de serie, is echter niet geïnteresseerd in nostalgie of zelfbewuste knipogen naar het verleden. Wat in zijn herschepping van het twintig jaar oude concept wel overeind is gebleven, is het ook toen al geldende motto: stijl is inhoud.

Miami Vice moet het namelijk nog steeds niet hebben van een gelaagde plot of fijngeschetste personages. Sonny Crockett en Rico Tubbs maken - net zoals twintig jaar geleden - vooral indruk door onmogelijk cool door het beeld te lopen en precies de goede zonnebril te dragen. Toch scoren Colin Farrell (met hillbilly-snor) en Jamie Foxx (met sikje) miserabel in de categorie ‘gelikte playboy’, zeker als je ze vergelijkt met Don Johnson en Philip Michael Thomas. De term ‘MTV cops’, toch ooit de basis voor de hele serie, is niet meer van toepassing op Crockett en Tubbs. Zij zijn typische Mann-helden geworden: bloedserieus, professioneel en toegewijd op het obsessieve af. Net zoals De Niro in Heat en Cruise in Collateral staan ze altijd op scherp, klaar om de situatie naar hun hand te zetten. Wanneer ze per toeval op de mogelijkheid stuiten om in een globaal vertakt drugsnetwerk te infiltreren bedenken ze zich geen moment: binnen de kortste keren is hun dekmantel opgezet en zitten ze om de tafel met drugsbaas José Yero.

Yero blijkt op zijn beurt slechts de handlanger van ene Arcángel de Jesús Montoya (Luis Tosar, die weinig in beeld is maar een blijvende indruk achterlaat). Montoya zoekt iemand die zijn handelswaar naar het Amerikaanse vasteland kan vervoeren, en zodoende worden we getrakteerd op een klassiek Miami Vice-beeld: Crockett en Tubbs die stoer voor zich uitkijkend in een go-fast boat over de golven ketsen. Alles gaat goed, totdat Crockett hoteldebotel verliefd wordt op Montoya’s assistente Isabella - en zij op hem. Dit is niet alleen voor de personages maar ook voor de film een precaire wending, want romantiek is natuurlijk allesbehalve cool en professioneel. Gelukkig pakken Farrell en Gong Li het goed aan: ze blijven uiterlijk onbewogen en toch zie je ze geleidelijk voor elkaar smelten. Dat Li’s belabberde Engels hierbij nauwelijks stoort pleit voor haar talenten.

Het blijft knap hoe Michael Mann het machismo in zijn films zo hoog kan opschroeven zonder dat je erbij in de lach schiet. Ook in Miami Vice zul je tevergeefs zoeken naar ironie of relativerende buddymovie-humor; Crockett en Tubbs zijn zo stoer dat het eigenlijk bespottelijk is, en toch blijf je ze min of meer serieus nemen. De plot is volkomen conventioneel en lijkt eerder een lange aflevering uit de serie (enkele elementen en dialogen komen rechtstreeks uit de episode ‘Smuggler’s Blues’) maar ook die lijkt geloofwaardiger dan hij is. Het zit hem in Manns gevoel voor vormgeving en zijn voorliefde voor authenticiteit. De actiesequenties – een auto die met kogels wordt doorzeefd, een gijzeling, een drugsdeal die escaleert – zijn op papier allemaal gesneden koek, maar Mann filmt ze zoals je nog nooit hebt gezien. Zodra de eerste doden vallen schiet de adrenaline in je aderen, dankzij het droge geknetter van het geweervuur en het korrelige realisme van de digitale fotografie.

Mann gebruikte voor Miami Vice dezelfde HD-camera’s als voor Collateral, waardoor de beelden een haast tastbare atmosferische kwaliteit krijgen. Zijn zorgvuldig gekozen locaties komen tot leven: je kunt de frisse zeebries en de warmte van de avondlucht bijna voelen. Dat de personages nauwelijks diepte hebben en het verhaal nooit verrast, is dan ineens minder erg dan het feit dat de soundtrack niet altijd perfect aansluit op de visuele sfeer. Miami Vice verleidt en verzadigt je langs puur zintuiglijke weg, met talloze kleine details die vooral de onderbuik aanspreken. De blauw vlammende uitlaatpijpen van een door de nacht scheurende Ferrari. Een opeenvolging van kogelinslagen, als een oorverdovende hagelbui. Crocketts witte powerboat die afsteekt tegen de nachtelijke skyline van Miami. Het is overgestileerd, maar ook absorberend en ja, soms bijna poëtisch. Michael Mann laat het ons toch weer geloven: stijl ís inhoud.