Recensie

American Splendor (2003)

Op een manier die duizelingwekkend maar nooit verwarrend is, wisselt de film voortdurend van gedaante, van speelfilm naar documentaire naar halve tekenfilm en weer terug.

in Recensies
Leestijd: 3 min 44 sec
Regie: Shari Springer Berman | Cast: Paul Giamatti (Harvey Pekar), Hope Davis (Joyce Brabner), Earl Billings (Mr. Boats), James Urbaniak (Robert Crumb) e.a.

Maar weinig mensen in Nederland zullen een idee hebben van wie Harvey Pekar is, en voor degenen die deze film bezoeken, wordt dat waarschijnlijk de eerste kennismaking met deze dikke, kalende archiefbediende, die zwartkijkerij tot levenskunst heeft verheven. In de Verenigde Staten ligt dat iets anders: daar is Pekar al bijna dertig jaar bekend als de hoofdpersoon in een autobiografische strip (of moet ik graphic novel zeggen?) met de ironische titel American Splendor, en een tijdlang was hij zelfs een nationale beroemdheid dankzij zijn optredens in David Lettermans Late Show. De strip werd ooit bewerkt tot een toneelstuk (waarin Dan Castellaneta alias Homer Simpson de rol van Harvey Pekar speelde), en nu is er dan ‘American Splendor – The Movie’. De film goochelt op briljante wijze met het gegeven dat dit al de zoveelste incarnatie is van Pekars levensverhaal: het is tegelijkertijd een speelfilm (waarin Harvey Pekar schitterend wordt neergezet door acteur Paul Giamatti) een documentaire (omdat Pekar zelf via een voice-over commentaar levert bij de beelden en soms terzijde wordt genomen voor een interview) en een tekenfilm (bijvoorbeeld wanneer de stripfiguur Harvey Pekar opduikt om zichzelf een schop onder de kont te geven). Maar het mooiste aan American Splendor is het portret dat wordt geschetst van Pekar: de gewoonste man ter wereld, die een strip wilde maken over de dagelijkse sleur en uitgroeide tot een cultfiguur.

De film kent, net zomin als de strip, een plot. Dat is het hele punt: het gewone leven volgt geen interessante verhaallijnen en bestaat uit het voeren van onzinnige gesprekken met saaie collega’s, en besluiten welke rij je in de supermarkt zult kiezen. Daar zou iemand een strip over moeten maken, bedenkt Harvey Pekar anno 1976. En wie is daar geschikter voor dan Pekar zelf, een man die nog te doorsnee is om een antiheld te worden (en die, ook toen hij allang een beroemdheid was, werkzaam bleef in het archief van een ziekenhuis in Cleveland)? Pekar kan voor geen meter tekenen, maar is toevallig bevriend met de beroemde underground-striptekenaar Robert Crumb, die wel kan lachen om Pekars sombere getob over zijn eigen dagelijkse leed. Crumb wordt de eerste illustrator van American Splendor, een strip zonder opsmuk waarin Pekar even scherpe als mistroostige observaties loslaat op zo’n beetje alles wat hij meemaakt. Het pathetische einde van zijn tweede huwelijk, zijn seksuele frustraties, de relatie met zijn al even zwaarmoedige vrouw Joyce, zijn prostaatkanker: het komt allemaal linea recta in de strip terecht, net als iedereen uit Harvey’s omgeving (zoals de ongelofelijke maar authentieke übernerd Toby, vergeleken bij wie Harvey een toonbeeld van aangepastheid is).

Over meer gaat American Splendor eigenlijk niet, maar je begrijpt meteen waarom Pekars strip al zoveel jaren een succes is. Als je je ooit vertwijfeld hebt afgevraagd hoe andere mensen zich toch zo zorgeloos en daadkrachtig door het leven slaan, terwijl je zelf maar zit te malen over de uitzichtloosheid van alles, zijn de observaties in American Splendor een verademing. “Ordinary life is pretty complex stuff”, merkt Harvey op, en hij heeft geen zin om te doen alsof het allemaal één grote grap is. In archiefmateriaal van NBC zien we hoe de echte Harvey Pekar een aantal keren gewillig de nar komt uithangen bij David Letterman, in de hoop meer bekendheid te krijgen voor zijn strip. Maar Pekar kan zichzelf niet verloochenen, en zijn walging over Letterman en het hele mediacircus leidt tot een spectaculaire uitbarsting tijdens zijn achtste optreden, waarbij Pekar zich onmogelijk maakt bij NBC en doelbewust alle schepen achter zich torpedeert (van deze scène krijg je, veelzeggend genoeg, geen archiefmateriaal te zien).

Hoe geweldig Paul Giamatti de rol van Harvey Pekar ook speelt, uiteindelijk is het Pekar zelf die de meeste indruk maakt, omdat hij echt ‘zo gewoon is gebleven’ en er niks kokets is aan de sardonische nuchterheid die zijn handelsmerk is geworden. De film eindigt met documentairebeelden van zijn pensioneringsfeestje bij het ziekenhuis, waar ook Harvey’s vrouw en geadopteerde dochter aanwezig zijn, en dat is het dan. Harvey Pekar is beroemd, nu is er een film over hem gemaakt… en wat dan nog? Het leven gaat door, en zoals hij zelf al waarschuwt aan het begin van de film: “If you're the kind of person looking for romance or escapism or some fantasy figure to save the day... guess what? You've got the wrong movie.”