Den of Thieves
Recensie

Den of Thieves (2018)

Voor het maken van een Heat heb je Michael Mann nodig. Geen tweederangs David Ayer.

in Recensies
Leestijd: 3 min
Regie: Christian Gudegast | Cast: Gerard Butler ('Big Nick' O'Brien), Pablo Schreiber (Ray Merrimen), O'Shea Jackson Jr. (Donnie Wilson), Curtis '50 Cent' Jackson (Enson Levoux), Brian Van Holt (Murph Connors) e.a.| Speelduur: 140 minuten | Jaar: 2018

Hoewel regelmatig terecht wordt gesteld dat Hollywood bijna geen risico's meer neemt, zijn er af en toe uitzonderingsgevallen die vragen oproepen. Den of Thieves oogt in alles als een simpel tussendoortje, maar met zijn speelduur van bijna tweeënhalf uur en ambitieuze neigingen past hij toch moeilijk als dertiende in een dozijn. De vraag dringt zich aldus op waarom Christian Gudegast hiervoor als debuterend regisseur werd aangesteld. Het script van een vergeten Vin Diesel-film (A Man Apart) en een schrijfbijdrage aan London Has Fallen (met daartussen een gat van meer dan tien jaar) zijn meestal niet bepaald voldoende ervaring om met tientallen miljoenen eigen werk te mogen verfilmen. Misschien was de risicovermijdende Hollywoodmethode hier gepast geweest, want Gudegast lijkt iets te verliefd op zijn script, terwijl een ervaren regisseur er met wat simpele ingrepen een prima tussendoortje van had kunnen maken.

De eerdergenoemde lengte is een van de voornaamste problemen van Den of Thieves, al kan worden tegengeworpen dat het zeer vergelijkbare Heat nog een half uur langer is. Het grote verschil is dat Heat een onvervalste klassieker is die zijn pretenties weet waar te maken, terwijl Den of Thieves enkel slaagt op een basisniveau. Heat draait immers niet louter om het simpele verhaal van overvallers en de agenten die daar jacht op maken, maar zet vooral in op de vergelijkbare leefstijlen van protagonist en antagonist, het welhaast labyrintische effect van de stad Los Angeles en de onmogelijkheid een intense baan te combineren met een privéleven. Den of Thieves poogt Heat op te volgen met nagenoeg dezelfde plotelementen, structuur en thematiek, maar klungelt in het eerste uur met tal van scènes die veel te dik aangezet zijn en nergens toe leiden.

Zo wordt hoofdpersoon Nick als het even kan rokend, zuipend, scheldend en rondhangend in stripclubs getoond; het liefst allemaal tegelijk. Het is snel genoeg duidelijk dat we hem moeten zien als het type antiheld waar Bruce Willis vijfentwintig jaar in uitblonk: een zelfdestructief type dat graag mensen tegen zich in het harnas jaagt, maar toch het hart op de juiste plaats heeft en bijzonder goed is in zijn werk. Maar waar Willis altijd behendig binnen de sympathiegrenzen wist te blijven, gaat vertolker Gerard Butler daar een paar keer flink overheen. Gudegast lijkt hiermee te willen benadrukken hoe ruig dit personage wel niet is, maar kan het niet laten deze schreeuwerige momenten op te volgen met zoetsappige scènes die net zo hard roepen: "Kijk eens wat een lieve vader hij is!" Verspilde moeite, want in de tweede helft is Nicks getroebleerde privéleven volledig afwezig.

Haast alsof Gudegast tijdens het maken van de film ineens doorkrijgt dat hij geen Michael Mann is, besluit hij na het vermoeiende eerste uur toch maar gewoon een rechtlijnige actiethriller te maken met een slim uitgedachte overval en een stevige confrontatie tussen criminelen en agenten. En dat gaat hem niet eens slecht af. Zo valt op momenten prima te genieten van degelijk in beeld gebrachte actie, al is het vrij curieus dat de al vroeg benoemde militaire ervaring van de overvallers zich niet laat zien bij de onvermijdelijke shoot-out; er komt namelijk maar weinig tactiek bij kijken. Het is min of meer de film in een notendop: de pretentieloze insteek van deze tweede helft werkt op zichzelf beschouwd prima, maar wordt toch behoorlijk gehinderd door de vele nodeloze opzetjes uit de eerste helft die zich maar niet uitbetalen.