Paradiso
Recensie

Paradiso (2011)

Dit gehaaste eerbetoon aan de poptempel van Nederland is een stroom aan beelden, interviewtjes en impressies. De overdadige split screens maken er een uitputtende kijkervaring van.

in Recensies
Leestijd: 2 min 53 sec
Regie: Jeroen Berkvens | Cast: Henry Rollins, Johnny Rotten, Martha Wainwright, Daniel Johnston, Tim Knol, e.a. | Speelduur: 87 minuten | Jaar: 2011

Aan de Weteringschans in hartje Amsterdam, op een steenworp afstand van het Leidseplein, bevindt zich een bijzonder gebouw dat stamt uit het eind van de negentiende eeuw. Totdat het eind jaren zestig door krakers werd geconfisqueerd, is het altijd een kerkgebouw geweest dat toebehoorde aan de Vrije Gemeente. In 1968 was 'Cosmisch Ontspanningspunt Paradiso' een feit. In de roerige punktijd van de jaren zeventig groeide de locatie uit tot een populaire muziektempel. Artiesten roemen de voormalige kerk vanwege zijn bijzondere, maar lastig galmende akoestiek en de intieme sfeer. Iedereen die er wel eens naar muziek geluisterd heeft, zal dit kunnen beamen. Dit werd in de jaren negentig nog eens versterkt toen de ramen weer glas in lood kregen en de herinnering aan de vroegere kerk weer nieuw leven werd ingeblazen. Paradiso is een uniek muziekpodium dat ruim veertig jaar na opening een eerbetoon verdient.

Filmmaker Jeroen Berkvens stelde zich voor de taak om de poptempel op te hemelen. En dat zullen we weten ook. Zijn document, dat hij simpelweg Paradiso doopte, is een haast onophoudelijke stroom aan vluchtige indrukken. Berkvens laat maar teleurstellend weinig zien van de begindagen van Paradiso. De historische beelden die hij oplepelt zijn schaars en smaken naar meer, maar worden er even snel bijgehaald om vervolgens ook weer vergeten te worden. Het is in ieder geval overduidelijk dat het niet de bedoeling was om een chronologisch opgebouwd geschiedenislesje te geven. In beeld verschijnen de vele artiesten die Paradiso met een of meerdere optredens hebben vereerd. Met allerlei soundbites wordt al vlot duidelijk wat voor grootheden het podium in het verleden mochten bestijgen. Het valt niet bij te houden.

Overdaad schaadt, want Berkvens kan maar niet met zijn vingers van de split-screenknop afblijven. Een groot deel van zijn eerbetoon bestaat uit impressies en korte interviewtjes met artiesten en medewerkers van Paradiso, die veelal tegelijkertijd en elkaar overlappend op de kijker worden afgevuurd. De betrokkenen uiten zich echter hoofdzakelijk in clichés. Enkele uitzonderingen, zoals Henry Rollins, daargelaten. De ADHD-aanpak is uiterst vermoeiend, met als gevolg dat bitter weinig beklijft. Paradiso doet nog het meest denken aan een video-installatie waarvan je in een museum voor moderne kunst even een paar minuutjes meepakt. Zevenentachtig minuten lang hiernaar kijken wordt een ware uitputtingsslag.

Het valt Berkvens te prijzen dat hij zijn portret een experimentele insteek heeft gegeven. Het is alleen een gemiste kans dat hij niet wat meer rust en afwisseling heeft aangebracht, zodat de aandacht wat meer vastgehouden kan worden. De hoogtepunten zijn juiste de rustigere momenten, zoals Tim Knol en zijn muzikale vrienden die zich opmaken voor hun eerste optreden in het Amsterdamse muziekwalhalla. Of de soundcheck van de Canadese singer-songwriter Martha Wainwright, die als een van de weinige geïnterviewde artiesten haar nummer bijna volledig mag uitzingen. Zelfs het bedenkelijke stemgeluid van de minimale muziekartiest Daniel Johnston, in beeld gebracht met zijn eigen kunst, levert nog een bescheiden hoogtepuntje op.

Paradiso de documentaire is hetzelfde rommeltje als de concertzaal was in haar begindagen. Toen de halve zaal in de punktijd door het uitzinnige publiek gesloopt werd, besloot de organisatie dat het over en uit was met de onterechte gedachte van de bezoekers dat Paradiso aan hen toebehoorde. De verandering werd ingezet door de zaal een make-over te geven en van een likje verf te voorzien. Voor Berkvens documentaire was een soortgelijke strategie een slim plan geweest.