Werckmeister Harmóniák
Recensie

Werckmeister Harmóniák (2000)

Werckmeister Harmónák zet een wereld in verval sfeervol neer, maar knoeit op cruciale momenten met valse lyriek.

in Recensies
Leestijd: 2 min 42 sec
Regie: Béla Tarr, Ágnes Hranitzky | Scenario: Béla Tarr, László Krasznahorkai | Cast: Lars Rudolph (János Valuska), Peter Fitz (György Eszter), Hanna Schygulla (Tünde Eszter), e.a. | Speelduur: 145 minuten | Jaar: 2000

Verdoemenis sijpelt door in de mistige straten van het anonieme Hongaarse stadje in Werckmeister Harmóniák. In trage takes trotseert krantenbezorger János de kou. Als een van de weinigen interesseert hij zich voor een geheimzinnige kermisattractie op het plein, een container die een grote walvis tentoonstelt. Ondertussen groeit buiten een menigte van diep ontevreden mensen onder invloed van de mysterieuze 'Prins' van de attractie. János' tante keert terug om de orde te herstellen, want oproer dreigt. Ze stuurt János naar haar echtgenoot György, de aangewezen persoon om alle notabelen in het stadje achter haar te krijgen.

Lars Rudolph speelt János met een wijde blik in de ogen, die soms overslaat naar die van een hert in de koplampen. Hij loopt door de straten als een verkenner. Filmmaker Béla Tarr geeft hem weinig zelfbeschikking in het scenario, geschreven met László Krasznahorkai op basis van diens roman. János volgt vooral de suggesties van anderen. Als tabula rasa dient het personage als een vehikel om het in chaos vervallende stadje te doorgronden.

Ellenlang volgt de camera hem of andere lopende mensen op weg naar hun bestemming, waarbij de voetstappen doordreunen en adem als wolkjes komt. De lange takes eindigen dikwijls naar voor drama geschikte standpunten, waarin de acteurs op hun gemak soms verheven dialogen ten gehore brengen. Zo oreert in een uitdieping van deze wereld in verval György over de in zijn ogen kwalijke harmonieleer van componist Andreas Werckmeister. Soms staren mensen onnatuurlijk lang iemand na, of blijft een scène hangen op lege ruimtes waar zo-even iemand doorheen liep.

Tarr, die de film samen met zijn vrouw Ágnes Hranitzky regisseerde, bouwt de lange takes soms uit met plompe mise-en-scène waarbij acteurs gekunsteld schuifelen in de sobere decors. Het graven in de meest mondaine handelingen tussen sleutelmomenten door laat zien dat Tarr niet doet aan efficiëntie in verhalen vertellen. Tegelijk slaagt hij er met dat graafwerk in om sfeer te scheppen in een stadje waar alles aan betekenis verliest en het nihilisme rondwaart als de mist op de straten.

In tegenstelling tot zijn latere werk The Turin Horse blijft binnen de monotonie van Werckmeister Harmóniák nog ruimte voor momenten van betovering. János loopt vol ontzag om de walvis heen, een indrukwekkende scène ondanks het sentimentele pianodeuntje op de achtergrond. Curieus genoeg leunt de film voor elke climax op kitscherige muziek gecomponeerd door Mihály Vig. Het voelt het meest potsierlijk wanneer een rellende meute in het ziekenhuis zich geconfronteerd ziet met een oude naakte man en de camera met de piano in het kielzog opzichtig de man in vol ornaat toont.

In plaats van die valse lyriek geldt dan ook een subtieler moment als het emotionele zwaartepunt van de film, als de camera na János' vertrek uit de gemeenschapskeuken blijft hangen op een echtpaar van middelbare leeftijd die elkaar liefkoost - een werkelijk lichtpunt. Wanneer Werckmeister Harmóniák doelbewust hoop laat gloren doet het de zorgvuldig opgebouwde sfeer van nihilisme juist teniet.