In 1990, vlak voor de hereniging van Duitsland, dumpte de DDR de oude Oost-Duitse marken in tunnels. Inbrekers stalen echter veel van die bankbiljetten - zo ook de drie hoofdpersonen van Zwei zu Eins. Ze ontdekken legale geitenpaadjes om de miljoenen aan ongeldig geld om te zetten in de nieuwe marken. Samen met de buurt beginnen ze een grote witwasoperatie die de onderlinge verhoudingen op scherp zet, ondanks de grote lol van het witwassen. Zo hebben de drie dieven, Maren, haar man Robert en teruggekeerde westerling Volker, een driehoeksverhouding.
Regisseur Natja Brunckhorst toont geen beklemmende DDR à la Das Leben der Anderen. In 1990 lag de toekomst open en droomden mensen van een beter leven in plaats van AfD te stemmen. Enthousiast slaat de buurt dan ook aan het witwassen. Zoals Dostojevski zei, geciteerd in de aftiteling, "geld is gestolde vrijheid." De hoopvolle zomer komt in Zwei zu Eins binnen dankzij de aanstekelijke bluesmuziek, vlotte handcamera en de rooskleurige belichting.
Alles leek toen mogelijk, wat zich uit in constant wisselende banden tussen de buurtbewoners. Vooral Sandra Hüller als Maren blinkt uit in die wispelturigheid. In Toni Erdmann speelde ze nog de strakke zakenvrouw die moeite had met haar excentrieke vader, hier loopt ze met brede lach rond. Van geldzaken tot haar gezin, open zoekt ze naar nieuwe omgangsvormen. Robert en Volker vergelijken haar dan ook met een vlinder die overal naartoe fladdert.
Zo voelt Zwei zu Eins als film ook. Personages wisselen elkaar af voor een moment in de schijnwerpers, waarbij het verhaal vaak verrassende wendingen neemt. Dat komt met de nodige geestige situaties. Tijdens het vlotte begin, wat speelt als een spannende kraakfilm, kijken de koddige bewakers van de tunnel liever naar voetbal dan om zich heen. Maren, Robert en Volker komen erachter dat je louche deur-aan-deurverkopers nog een paar dagen kan betalen met oude marken, waarna hun appartementencomplex dé plek voor die verkopers wordt. Het takelsysteem om alle gekochte spullen op te slaan lijkt wel een Rube Goldbergmachine.
De film verkoopt met alle luchtigheid vooral een lekker gevoel. Tijdens tussenstukjes zoomt de camera in op een bankbiljet, begeleid door een ontspannen gitaardeuntje. Authentiek zeker, ook met een nog bewaarde tunnel uit die tijd als opnameplek. Maar de sociale dimensie komt er alsnog bekaaid vanaf. Obligaat spreken de buurtbewoners over hun kapitalistische omvorming, ook al menen sommigen met hun witwassen het nieuwe systeem te ondermijnen. Natuurlijk ontstaan er spanningen door het geld, maar het inzicht dat geld hebzucht aanwakkert, blijft vooral een tegeltjeswijsheid. Zo wappert deze komedie snel weg van de politieke en sociale betekenis van deze witwasoperatie.