Baantjes op Wall Street liggen niet voor het oprapen. Het leven lacht de dromerige Anna dan ook toe als ze aan het begin van My Oxford Year wordt uitverkoren voor een prestigieuze post bij een investeringsbank. Toch (wat kun je ook met zo'n filmtitel) besluit de New Yorkse haar vleugels nog een jaartje in een compleet andere omgeving uit te slaan. Het contrast tussen haar tussenjaar en de plannen voor daarna liegt er niet om, en die spanning blijkt later aardig tekenend voor de volledige film. Is deze romkom nu een zwijmelverhaal volgens het boekje, of een verwarrende poging om dat genre lichtelijk te ontregelen?
Kom op de proppen met een betere plek om Victoriaanse poëzie te studeren dan de universiteit van Oxford. De rustieke binnenhofjes en antiek aandoende gebouwen lijken nog zeldzaam onaangetast door de advent van printers, tablets en digiboards; Emily Brönte op een e-reader lezen is hier nog heiligschennis.
Anna's steenrijke ouders lijken er geen moeite mee te hebben dat hun dochter haar neus een jaartje in de boeken steekt, als ze daarna maar het geluk omarmt dat voor haar lijkt te zijn voorbestemd. De passie waarmee de ingestapte masterstudente tijdens haar eerste les uit een pakkend gedicht citeert, verklapt dat deze Amerikaanse in Oxford eíndelijk haar roeping heeft gevonden. Goldman Sachs kan nog wel even wachten.
Tijdens haar eerste wandeling door het verder bescheiden stadje belandt Anna volledig doorweekt aan de balie van de plaatselijke viswinkel. De boosdoener (lees: de hoog opgetrokken bumper van zijn auto) moet hoogst toevallig op dezelfde plek zijn, en begint direct aan een doorzichtig charmeoffensief. Anna weert hem geroutineerd af, maar als ze het klaslokaal instapt voor haar eerste vak kan ze niet anders dan met haar ogen rollen: uiteraard blijkt uitgerekend die 'hork' van de viswinkel haar vervangende leraar.
Sofia Carson is prima op haar plek in de rol van spitsvondige, optimistisch ingestelde nieuwkomer, al laat de opeenvolging van clichés haar wel toe om veilig te acteren. Het spel van verleiding tussen haar en poëzieprofessor Jamie mist door het opzichtige schrijfwerk spontaniteit, maar het is leuk om toe te zien hoe laatstgenoemde zich met de grootst mogelijke moeite door een karaokesessie heen bluft. Om Anna vervolgens te trakteren op een etentje: niet bij een culinaire prominent, maar bij de plaatselijke kebabtent.
Lang volgt My Oxford Year de blauwdruk van een licht verteerbare romkom, maar dan haalt een ingrijpende plotwending lucht uit de vertelling en verandert de toon van de film behoorlijk. Op zichzelf is de wending wel geloofwaardig, maar de uitwerking is zo abrupt dat ze dramatisch onvoldoende overkomt. Ook de hoofdrolspelers (Corey Mylchreest voorop) weten zich minder raad met de extra laag van het verhaal dan met de meer speelse aanloop.
Het is niet zo dat My Oxford Year zich helemaal niet van de toontwist herstelt. Zo maken de scenaristen aan de zijde van regisseur Iain Morris (eerder vooral actief in de komediehoek, met The Inbetweeners en Murderville) dankbaar gebruik van Anna's studentikoze vriendenkring, waarbinnen iedereen op eigen wijze naar liefde zoekt. Verwacht een bal, een pub avond, een feestje en elke gelegenheid die verder nog voor sociale binding zorgt; een ironische combi van de deftigheid die je van Oxford zou verwachten en een laagdrempeligheid die dat verwachtingspatroon in de wind slaat.
Sowieso staat de film bol van de tegenstellingen: tussen het leven dat voor Anna klaarligt en het leven dat ze zelf verkiest, tussen de schijn van een subversieve blik op man-vrouwverhoudingen en de clichés van de meeste romkoms, en tussen het traditionalisme van Oxford en het moderne sociale milieu waarin Anna haar vriendschappen smeedt.
My Oxford Year mist de scherpzinnigheid om die tegenstellingen ook nog eens van subtiel commentaar te voorzien (iets dat de betere romkoms wel doen), maar de continue spanningen tussen uitersten zorgen wel voor een enerverende kijkervaring. Bij vlagen lijken zelfs de makers niet goed te weten of ze nu puur en alleen liefhebbers van mainstream romantische films willen bedienen of ook nog verrassend uit te hoek willen komen. De ruwe transformatie die het drama ondergaat - van doorsnee romantische queeste tot slopende tranentrekker - is wat dat betreft typerend.
De film neemt de belofte van een lach en een traan dus vrij letterlijk, en wie daar goed doorheen komt zit toch een kleine twee uur gebakken met zorgeloos vermaak over het vinden van de liefde en het najagen van je dromen. Het is aan het ontspannen spel van Carson te denken dat de film ook in zijn grillige aanpak een aandoenlijke indruk blijft maken, al verspelen de makers veel krediet door het drama richting het einde zo op de spits te drijven. Als Wall Street niet gelukkig maakt, is er altijd nog Oxford.