James Cameron schoot Avatar: The Way of Water en Avatar: Fire and Ash grotendeels tegelijkertijd, maar stak duidelijk minder aandacht in het plot en de thematiek van de laatste. Hoewel de film op visueel vlak minstens zo spectaculair is als zijn voorganger, blijkt het een chaotische uitputtingsslag.
Avatar: Fire and Ash begint met de rouwperiode na de tragische dood van de zoon uit The Way of Water. Neytiri zoekt troost in rituelen, terwijl Jake Sully zijn verdriet wegdrukt door zich voor te bereiden op een nieuwe aanval. Het eerste kwartier doet vermoeden dat de film thematisch de klassieke patriarch wil onderzoeken. Het begin roept relevante vragen op in een tijd waarin circa vijftig procent van de ouders in de westerse wereld scheidt: hoe moet een man zijn gezin beschermen na zoiets verwoestends als de dood van een kind?
"Our family is our fortress," zegt Jake Sully. Het is een rijk uitgangspunt dat de film helaas al snel verloochent. Na een spectaculair openingsgevecht valt het gezin namelijk direct uiteen. Dit keer zijn niet de 'sky people' hiervoor verantwoordelijk, maar een nieuwe Na'vi-stam. De lift die Sully en zijn familie krijgen van een zwevende handelscolonne blijkt een prooi voor goddeloze, met vuurpijlen bewapende Na'vi. De scène is meteen een hoogtepunt: de toevoeging van lucht en vuur (Cameron lijkt alle elementen in het derde deel te willen samenbrengen) levert een buitengewoon spannend en dynamisch gevecht op.
Latere gevechten onderscheiden zich echter nauwelijks meer, mede doordat de gevleugelde ikran en de verschillende zeewezens uit de vorige delen telkens weer hun opwachting maken. Het is geen geheim dat Cameron een diepzeefanaat is; een groot deel van zijn oeuvre centreert zich rond de oceaan en daarnaast is hij een geoefend duiker. Dat zie je terug in de vele waterscènes, maar ook in de ontwerpen van nieuwe wezens. De neonpaarse inktvissen, die in het openingsgevecht rondzweven als organische zeppelins, bewijzen dat Cameron zelfs in een film met Fire and Ash als ondertitel de zee als voornaamste inspiratiebron gebruikt.
Erg is dat niet, mede dankzij de adembenemende onderwatershots. De film ziet er zo mogelijk nog beter uit dan zijn voorganger, door een gedurfd gebruik van schaduw en contrast. In een tijd waarin veel Hollywoodproducties beticht worden van het 'Netflix-effect' (lage contrasten, gebrek aan kleur), toont cinematografieveteraan Russell Carpenter hoe het wél moet: ondanks de haarscherpe resolutie roepen de kleuren en contrasten associaties op met Kodakfilms uit de jaren zeventig.
Waar de film verder indruk maakt, is in zijn ongeëvenaarde gevoel voor detail. Van de griezelige, uit botten ontworpen kunstwerken van het As-volk tot de ritmische trillingen in het water wanneer de Tulkun spreken... werkelijk ieder onderdeel van Pandora komt (wederom) op een visueel overdonderende manier tot leven. De motion-capturetechnologie draagt hier opnieuw sterk aan bij en laat de acteurs naadloos in Pandora overgaan. Uitzondering op die regel is Sigourney Weaver, die in haar rol als tienerkloon minder overtuigt. De gekunstelde manier waarop ze haar zinnen uitspreekt valt op in een technisch uitmuntende productie.
Mooie beelden en technisch vernuft kunnen niet verhullen dat de film niet alleen thematische, maar ook structurele visie mist. Nadat de familie door het openingsgevecht uit elkaar is gerukt, volgt een chaotische mix van verhaallijnen die vrijwel allemaal aanvoelen als herhalende, luie voortzettingen van plotelementen uit The Way of Water. De meest uitgekauwde is die waarin generaal Miles Quaritch wederom met zijn zoon Spider probeert te verbinden. Hierdoor voelt de speelduur van meer dan drie uur vooral buitensporig.
Des te tragischer is het dat de film maar weinig tijd doorbrengt in het dorre gebied waar de nieuw geïntroduceerde Na'vi-stam zich schuilhoudt. In plaats van focus op dit nieuwe landschap, springt de film heen en weer tussen het kustgebied uit The Way of Water en de jungle uit deel een. Jammer, want de As-mensen zijn intrigerend, met name hun genadeloze leider Varang. Helaas wordt ze al halverwege gereduceerd tot een assistent van generaal Quaritch. Zelfs haar vuurpijlen ruilt ze in voor een geweer - een keuze die niet alleen haar eigenzinnigheid ondermijnt, maar ook resulteert in inwisselbare gevechtsscènes.
Wat die gevechtsscènes betreft: het recent verschenen One Battle After Another was een betere ondertitel geweest. Halverwege begint op te vallen dat het verhaal hoofdzakelijk uit gewelddadige reddingsmissies bestaat. Het verhaal is nooit het sterkste aspect van de Avatar-reeks geweest, maar hier ondermijnt het gebrek aan afwisseling de film. De eerste twee delen maakten wijselijk ruimte voor vredige momenten ten gunste van wereldopbouw, bijvoorbeeld met de scène in The Way of Water waarin de Na'vi-telgen op onderwaterwezens leren rijden. Dergelijke scènes ontbreken hier, waardoor de film al ruim voor het laatste uur begint te vermoeien.
Avatar: Fire and Ash is het filmequivalent van een visueel perfecte maar repetitieve videogame. Na de zoveelste missie begint te knagen dat er geen ziel is die de sequenties met elkaar verbindt. Kijkers die puur voor visueel spektakel komen, mogen een ster bij het oordeel optellen. Toch is het zonde dat Cameron zichzelf met elke Avatar-film op technisch vlak lijkt te willen overtreffen, maar daarmee steeds aan inhoud inboet. Soms is minder meer, zeker in het geval van Fire and Ash.