Recensie

King of Devil's Island (2010)

Sfeer en acteerprestaties overheersen in King of Devil’s Island, terwijl andere elementen helaas op de tweede rang zijn geplaatst.

in Recensies
Leestijd: 4 min
Regie: Marius Holst | Cast:)| Stellan Skarsgård (Bestyreren), Bejamin Helstad (Erling), Kristoffer Joner (Bråthen), Trond Nilssen (Olav), e.a. Speelduur: 112 minuten | Jaar: 2010

Het leven in een gevangenis is zwaar. Niet alleen oom agent probeert je dit duidelijk te maken, maar ook films dragen een aardig steentje bij. Regelmatig worden we geconfronteerd met gruwelijke beelden van mishandeling, uitbuiting en bruut geweld in wat bekend staat als de gevangenisfilm. Steve McQueen zag het niet meer zitten in The Great Escape, Paul Newman had het zwaar te verduren in Cool Hand Luke en hoe het Andy Dufresne verging in The Shawshank Redemption weten we allemaal waarschijnlijk. Grote overeenkomst tussen al deze films is dat de gevangenen pogingen ondernemen te ontsnappen uit de hel waarin ze zich bevinden. Zo ook in King of Devil’s Island. Het verschil is dat het in deze Noorse film om een internaat gaat. De gevangenen zijn vervangen door minderjarige onruststokers. Dit doet echter niets af aan de gruwel en ontberingen die de film tentoonspreidt: King of Devil’s Island is rauw, direct en bovenal uiterst sfeervol.

Begin twintigste eeuw werd op het Noorse eiland Bastøy een internaat voor moeilijk handelbare jongeren gerund. Jongens van tussen de elf en achttien jaar oud verblijven er als gevolg van een misdraging of misdrijf. Het doel is hen te rehabiliteren en uiteindelijk terug naar het vasteland te laten gaan. Zo ervaart de zeventienjarige Erling dit proces echter niet. Vanaf dag één ziet hij hoe er door huisvader Bråthen en directeur Bestyreren met harde hand wordt geregeerd. Fysiek geweld is aan de orde van de dag. Erlings verzet tegen het regime lijkt niets uit te halen, tot hij bevriend raakt met een aantal internaatgenoten die dezelfde drang naar vrijheid voelen. Samen bedenken ze plannen om te ontsnappen uit het wrede oord.

King of Devil’s Island volgt de formule voor een ‘prison break’-film vrij nauwgezet, wat betekent dat je op het gebied van plot en structuur weinig verrassingen hoeft te verwachten. Veel grote momenten zijn te voorspellen en de gedragingen van de ‘gevangenen’ verschillen niet wezenlijk van personages uit gelijksoortige films. Ook een licht poëtisch element als in The Shawshank Redemption is aanwezig. De vraag is echter of dit van groot belang is voor deze film. De nadruk ligt hier op het getrouw recreëren van (op werkelijkheid gebaseerde) gebeurtenissen en locaties uit 1915, hetgeen zonder meer uitstekend gelukt is. Van het indrukwekkende internaat zelf, tot de worstelingen tussen de kinderen en hun volwassen leiders; alles ademt melancholie en wanhoop. Ook het groen/blauw/bruine kleurenpalet draagt daaraan bij. De visuele indruk van de film is zeer krachtig, mede dankzij de vele prachtige shots en ruwe beeldvoering.

Toch zijn het de acteurs die domineren in King of Devil’s Island. Hoofdrolspeler Benjamin Helstad vertolkt zijn gekwelde personage met verve dankzij een zeer naturel spel en rauwe emoties. Hoewel zijn personage Erling de eerste twintig minuten niet lijkt aan te spreken, is de inleving tegen het eind van de film erg sterk. Medeverantwoordelijk hiervoor zijn de bad guys, Stellan Skarsgård en Kristoffer Joner. Skarsgård toont zijn ervaring en kwaliteiten met een personage dat wezenlijk weinig doet, maar juist op die manier intrigerender en kwaadaardiger is dan de ogenschijnlijk gruwelijkere Joner. Mocht iemand na het zien van Abduction zijn gaan twijfelen aan de bekwaamheid van Skarsgård, dan is King of Devil’s Island de beste manier om je van het tegenovergestelde te overtuigen. Joner doet een duit in het zakje door een vieze, machtslustige vent te spelen die eveneens meer (of minder) is dan zijn gedaante doet vermoeden. Gezamenlijk voegen zij aan de visuele kracht van de film een karakterologische geloofwaardigheid toe die de meer voorspelbare elementen doet vergeten. Spijtig is dat veel andere personages een schrijnend gebrek aan aandacht en diepgang vertonen. Sommigen zijn vaak prominent in beeld aanwezig, maar komen slechts een enkel moment tot leven. Dan is het kwaad echter al geschied: je voelt niks voor deze jongens en wenst dat de film snel terugkeert naar het groepje hoofdpersonages. Hadden de makers hen van meer achtergrond voorzien en een grotere stem gegeven binnen de groep, dan zouden zij meer dan alleen beeldopvulling zijn geweest en had de kijker een groter keur aan identificatiemogelijkheden gehad.

Desalniettemin is King of Devil’s Island een kwalitatief hoogwaardige film die op veel vlakken indruk maakt. Wat vooral blijft hangen is de melancholieke sfeer en het kleine groepje boeiende personages dat de film rijk is. De film zal echter niet de geschiedenis in gaan als de nieuwe Papillon. Hoewel beide films een ‘Devil’s Island’ bevatten, is Franklin Schaffners film een klassieker, waar King of Devil’s Island slechts een goed toonbeeld is van al het moois dat Marius Holst ons ongetwijfeld nog gaat brengen.



Lees ook het interview met regisseur Marius Holst