The Bourne Ultimatum
Recensie

The Bourne Ultimatum (2007)

Bourne is terug. En hoe!

in Recensies
Leestijd: 4 min 30 sec
Regie: Paul Greengrass | Cast: Matt Damon (Jason Bourne), Julia Stiles (Nicky Parsons), David Strathairn (Noah Vosen), Joan Allen (Pamela Landy), Paddy Considine (Simon Ross) | Speelduur: 111 minuten | Jaar: 2007

Jason Bourne is terug en op jacht naar zijn verleden. Er wordt wel eens gezegd dat hij de James Bond van deze tijd is (ze delen in elk geval de afkorting JB), maar wat zegt dat dan over de tijd waarin we leven? Terwijl de oude Bond rebels was, maar toch ferm verankerd zat in het systeem, is de nieuwe Bond juist constant op de vlucht voor datzelfde systeem. Zijn grootste tegenstander is de CIA, de Amerikaanse tegenhanger van de MI-6 van Bond. In de Bondfilms, ook in het recente Casino Royale, is spionage iets noodzakelijks om de onwetende burger te beschermen. In de Bournefilms, met name The Bourne Ultimatum, is de regering veel te ver doorgeschoten en wordt de constante surveillance als iets engs en gevaarlijks gepresenteerd.

Bond was misschien een spion, maar het undercover blijven was duidelijk niet zijn sterkste punt. Bourne is de man in de schaduw, onzichtbaar door zijn allemansgezicht en onopvallende kleding, iemand die op deskundige wijze alle camera’s die er tegenwoordig om ons heen hangen weet te ontwijken. Zelfs de camera van Greengrass lijkt moeite te hebben hem te volgen. Bourne is soms maar net in beeld en de camera beweegt heen en weer om hem te pakken te krijgen, zoomt in, zoomt uit, is dan weer scherp en dan weer niet. Je moet de chaos en drukte een minuut of vijf ondergaan voordat de oorspronkelijke duizeligheid wegebt en je in het ritme komt. En hoe! Je wordt door de ADHD-montage en soundtrack totaal meegesleept in de adrenalineachtbaan die Greengrass hier heeft afgeleverd, met slechts af en toe een half minuutje rust om op adem te komen.

In alle drukte krijg je als kijker maar weinig tijd om je aandacht op de plot te vestigen. Die komt in het kort neer op het volgende: Simon Ross, een journalist van de linkse krant The Guardian, schrijft een artikel over Bourne en het project dat hem heeft gecreëerd. Bourne wil graag weten wie zijn bron is. De CIA wil juist alles geheim houden, en voilà, je hebt de plot voor een film: Bourne graaft in zijn verleden, terwijl Noah Vosen van de CIA, een man die “het doel heiligt de middelen” wel erg ver doorvoert, hem dwarsboomt en probeert te doden. Bourne zoekt de informatie vervolgens een treetje hoger en ga zo maar door. Verder krijgt Julia Stiles eindelijk iets te doen in de franchise en is Joan Allen weer van de partij als de uiterst slimme Pamela Landy.

Natuurlijk is dit geen film die om de plot draait. Het gaat om de actie die - zoals we ondertussen wel gewend zijn van de Bourneserie - keihard is en op korte afstand plaatsvindt: de klappen doen hier nog echt pijn en Bourne ontsnapt niet miraculeus aan kogelregens. Het gaat hier om de paranoïde sfeer: overal schuilt het gevaar en nergens ontsnap je aan de observatie van de CIA. Het gaat erom dat je gespannen op het puntje van je stoel blijft zitten en niet durft te knipperen omdat je dan misschien iets mist.

Helaas kan Greengrass het niet laten om in het morele moeras van Bournes motivatie te duiken. De eerste film was júíst zo fascinerend omdat die morele kwestie in het midden bleef: Bourne wist niet of hij bij de goeden of de slechten hoorde. In de tweede film had hij vervolgens een motief dat iedereen kan begrijpen: wraak. In deel drie klimt het dodental toch voornamelijk omdat Bourne vervelende flashbacks heeft. En al doodt hij vooral uit zelfverdediging, het is toch een mager excuus. De film draait uiteindelijk vooral om de vraag hoe goed of slecht Bourne vóór zijn amnesie was; of hij zich vrijwillig aanmeldde om opgeleid te worden tot moordmachine of wellicht toch protesteerde. Door daar de nadruk op te leggen wordt het interessantere vraagstuk, namelijk of Bourne nú goed of slecht is, netjes omzeild: men zou het publiek toch niet in gewetensnood willen brengen door ze met plezier naar een bloedbad te laten kijken. Daarom wordt de introspectie beperkt tot een kort shot van Bourne die even op de rand van een bed schuldbewust naar zijn handen staart.

Er is meer tegen de film in te brengen. Sommige plotgaten zijn zo groot dat je er doorheen kunt rijden, de film is ondanks alle kritiek op de CIA toch (te) nationalistisch, en ook in deze film leeft het rare, naïeve idee dat als je iemands leven spaart, dit later je leven kan redden. Maar ach, al deze dingen bedenk je pas een paar uur na de film, als de adrenaline is uitgewerkt en je hersens langzaam weer op gang komen. De film kan dan ook zonder omhaal worden aanbevolen, hooguit niet aan epilepsiepatiënten. Het is een film die vooral in de bioscoop tot zijn recht komt en zich dan als een strakke snelle geoliede machine (net als Bourne) aan je vastklampt en je niet meer loslaat tot het triomfantelijke laatste shot. Het einde biedt een dubbelzinnig beeld: het laat de mogelijkheid tot verdere films open, maar tegelijkertijd zijn we terug bij af en is het cirkeltje rond. In ieder geval mag deze franchise, mits de kwaliteit zo hoog blijft, net zo lang doorgaan als die van de oudere James Bond.