Leonard Cohen: I'm Your Man
Recensie

Leonard Cohen: I'm Your Man (2005)

Onevenwichtige, wat teleurstellende mengeling van interviews met Leonard Cohen en een concertregistratie.

in Recensies
Leestijd: 2 min 24 sec
Regie: Lian Lunson | Cast: Leonard Cohen, Bono, Nick Cave e.a. | Speelduur: 96 minuten Jaar: 2005

Met Leonard Cohen: I’m Your Man wilde regisseur Lian Lunson geen geijkte documentaire afleveren. Zij besloot om het tributeconcert uit 2005, waarin dertien artiesten Cohens nummers vertolken, te mixen met enkele korte interviews, waarna de film wordt afgesloten met een wat kitscherige opvoering van ‘Tower of Song’ door Leonard Cohen en U2, het enige nummer dat de zanger zelf ten gehore brengt. Het resultaat is een aardig, maar desalniettemin teleurstellend eerbetoon.

Zelf voelt de 72-jarige Leonard Cohen zich meer een poëet dan een artiest. Uit de korte interviewscènes komt de zanger van nummers als ‘Suzanne’ en ‘Hallelujah’ naar voren als een zachtmoedige man die geen grote woorden nodig heeft om op zijn lange carrière terug te blikken. Tevreden, maar zonder een zweem van arrogantie vertelt Cohen over een aantal specifieke voorvallen uit zijn persoonlijke en muzikale leven. Het leeuwendeel van de documentaire Leonard Cohen: I’m Your Man wordt echter gevuld met de registratie van het concert dat onder andere Rufus Wainwright, Nick Cave en Beth Orton vorig jaar gaven in Sydney.

De kwaliteit van dit optreden, waarin een aantal van Cohens sterkste nummers worden vertolkt, varieert helaas sterk. Hoogtepunt is zonder twijfel het optreden van de zanger Antony die met zijn doorleefde vertolking van ‘If It Be Your Will’ het origineel naar de kroon steekt. Minder overtuigend zijn onder andere de uitvoeringen van Beth Orton, Jarvis Cocker en zelfs Nick Cave, die met zijn ‘Suzanne’ onvoldoende indruk maakt. Ruim vertegenwoordigd is de familie Wainwright – naast Rufus en Martha treden ook hun moeder Kate en tante Anna op - waarbij vooral Rufus een prachtige interpretatie geeft van ‘Chelsea Hotel #2’, het New Yorkse hotel waar hij net als Leonard Cohen enige tijd heeft gewoond.

Interessanter dan de concertregistratie zijn de met foto’s opgeleukte anekdotische terugblikken van de zanger zelf. Heel precies formulerend dist de oude zanger enkele losstaande gebeurtenissen uit zijn lange loopbaan op, die hij van eerlijk en vaak humoristisch commentaar voorziet. Bijkans te oprecht vertelt Cohen bijvoorbeeld hoe hij zijn album ‘Death of a Ladies Man’ nooit helemaal de baas kon worden en het zelfs als een flop beschouwt. Curieus voor een ’ladies man’ is zijn aantrekkingskracht tot alles waarbij een uniform verplicht is: “in het leger of het klooster kun je tot rust kan komen binnen vaste structuren waarin de regels niet oprekbaar zijn.”

Leonard Cohen: I’m Your Man zou enorm gewonnen hebben aan langere interviews met de zanger zelf, een man die zich ooit in het Chelsea Hotel omringde met Janis Joplin, Allen Ginsberg en Nico, maar zich ook maandenlang kon opsluiten in een zenklooster ver weg van de wereldse verlokkingen. Met de gekozen klemtoon op het concert in Sydney is de film als eerbetoon misschien alleraardigst, maar als documentaire over het fenomeen Leonard Cohen verre van geslaagd.