Recensie

A Little Trip to Heaven (2005)

Het wil maar niet broeierig of intrigerend worden.

in Recensies
Leestijd: 3 min 52 sec
Regie: Baltasar Kormákur | Cast: Forest Whitaker (Abe Holt), Julia Stiles (Isold), Jeremy Renner (Fred) e.a. | Speelduur: 89 minuten

’s Avonds laat ergens in het midden van de jaren tachtig raakt een stadsbus betrokken bij een enorme botsing. Al snel komen twee verzekeringsinspecteurs, gespeeld door karakteracteurs Forest Whitaker en Peter Coyote, ter plaatse om de schade op te nemen met het oog op toekomstige claims van polishouders. Whitaker stapt de bus in, waar zo'n twintig mensen in zitten. Sommigen gewond en angstig, anderen relaxed hangend in de stoeltjes. Voorin gezeten steekt de inspecteur van wal. Hij legt uit dat hij ook wel weet dat er altijd een aantal mensen in de bus gaan zitten na een dergelijk ongeval, zodat ze later ten onrechte kosten kunnen claimen. Whitaker wijst op de achteruitkijkspiegel van de chauffeur en liegt de aanwezigen voor dat daarachter een camera is verstopt, waardoor precies is geregistreerd wie er na de botsing stiekem in is gekropen. Hij telt met gesloten ogen tot tien, en dik de helft verlaat snel de bus. Zijn collega vraagt hem daarna droogjes: "You gave the camera-speech?" en zijn grijns verraadt de kern van hun beroep; zij doen er werkelijk alles aan om de claims tot een minimum te beperken.

Naar goed gebruik wordt ook in A Little Trip to Heaven de verzekeringswereld voorgesteld als een waarin alles wordt gedaan om een vordering zo ongunstig mogelijk uit te laten vallen voor de cliënt. Of, zoals later in de film zal worden gezegd door zijn collega: "The bank always wins". De inspecteurs zijn stuk voor stuk uitgekookte geldwolven die geen enkele morele maatstaf erkennen in hun strijd voor het geld. Niets is persoonlijk, alles is business. In A Little Trip to Heaven wordt inspecteur Holt echter in een lastig parket geplaatst waarin hij deze zakelijke instelling niet kan handhaven en hij meer mens blijkt te zijn dan wolf.

Rond dezelfde tijd als het ongeluk met de bus rijdt in het gehucht Hastings een personenwagen frontaal tegen een tunnel. Het ongeluk is in scène gezet door de stugge Fred die er via zijn vrouw Isold de dikke verzekeringspremie van een miljoen mee wil gaan innen. Daar, in het koude noorden van de Verenigde Staten, moet inspecteur Abe Holt bekijken of er sprake is van een noodlottig ongeval of dat er opzet in het spel is. Het lijk in de auto is onherkenbaar verbrand en er zijn geen getuigen of camera's om zich op te beroepen, dus op harde feiten kan Holt noch de politie zich beroepen. De politie beschouwt het als een ongeval en laat Holt zijn eigen onderzoek ongestoord uitvoeren. Langzaam raakt hij verwikkeld in het smerig zaakje, waarin dit keer de bank misschien niet zal gaan winnen.

Tijdens zijn onderzoek naar de ware toedracht van het auto-ongeluk stuit Holt steeds op kleine brokjes informatie die hem verder helpen. Regisseur Kormákur doet daarmee zijn best om de plot geheimzinnig te houden, maar is vergeten om het verhaal pakkend en interessant te maken. Het is achteraf de vraag of het slim was om direct te laten zien dat het ongeluk in scène is gezet door het erg onsympathieke stel Isold en Fred. Hun schuld staat buiten kijf, en het is wachten op het recht dat al dan niet zegeviert. Dat Forest Whitakers personage een 'foute' geldwolf is, maakt het in theorie interessanter. Maar omdat hij zijn rol te zachtaardig en weifelend speelt, gun je hem van meet af aan de waarheid en daarmee de terugtrekking van de verzekeringsclaim, waardoor de nare verzekeringsmaatschappij wint. En ook dat is geen prettig vooruitzicht.

Regisseur Kormákur heeft overduidelijk naar de films van Joel en Ethan Coen gekeken, en probeert dezelfde sfeer te creëren als zij dat deden in bijvoorbeeld het meesterlijke Blood Simple. Daarin is een bareigenaar er zeker van dat zijn vrouw hem bedriegt met een van zijn barmannen en huurt een privé-detective in. Het kleine stadje wordt al snel een web van intriges en het duurt niet lang voordat de eerste dode valt te betreuren. In Fargo volgen de Coens hetzelfde recept, maar vervingen daarin het duistere dorpsleven van kroegen en achterkamertjes door de weidsheid van een besneeuwd dorpje in North-Dakota. Met A Little Trip to Heaven probeert de IJslandse Kormákur een dergelijk effect van misdaad en intrige op de kale vlaktes tevergeefs te bereiken, want het wil maar niet broeierig of intrigerend worden. Het probleem ligt daarbij in zijn geheel bij het script, dat juist bij een dergelijke, sterk plotgedreven film zo belangrijk is. Een script waarin spijtig genoeg ook geen ruimte is voor de droogkomische observaties waar zijn originele debuut 101 Reykjavik in uitblonk.