Recensie

Ascenseur pour l'échafaud (1958)

Een juweeltje, waarin een boeiende misdaadplot met verschillende verhaallijntjes, onvergetelijke beelden en een subtiele politieke subtext schijnbaar moeiteloos tot een compact geheel worden gesmeed.

in Recensies
Leestijd: 2 min 44 sec
Regie: Louis Malle | Cast: Jeanne Moreau (Florence Carala), Maurice Ronet (Julien Tavernier), Georges Poujouly (Louis), Yori Bertin (Véronique), Lino Ventura (inspecteur Cherrier), e.a. | Duur: 88 min.

Hoeveel mensen zullen bij de titel Ascenseur pour l’échafaud (‘Lift naar het schavot’) direct aan Miles Davis denken? En hoeveel aan Louis Malle en Jeanne Moreau? Het antwoord zal ongetwijfeld uitvallen in het voordeel van de jazzlegende en dat is ook niet zo vreemd, aangezien zijn soundtrack overal op cd te koop is en er van de film uit 1958 zelf slechts een zeer slecht verkrijgbare VHS-uitgave bestaat. Je zou haast vermoeden dat de film een stuk minder interessant is dan de muziek die Davis erbij improviseerde; op zichzelf geen rare gedachte, want wat kan er tippen aan deze soundtrack? Maar niets is minder waar. Louis Malle’s Ascenseur pour l’échafaud is een juweeltje: een soepel verlopende rit van krap anderhalf uur, waarin een boeiende misdaadplot met verschillende verhaallijntjes, onvergetelijke beelden van een door nachtelijk Parijs zwervende Jeanne Moreau en een subtiele politieke subtext schijnbaar moeiteloos tot een compact geheel worden gesmeed. En dáár komt dan nog de terloopse genialiteit van Miles Davis bovenop.

Het wordt allemaal nog indrukwekkender wanneer je bedenkt dat Moreau met Ascenseur… debuteerde als leading lady, en Malle als zelfstandig regisseur. Er valt geen spoortje onwennigheid te ontwaren; deze film is in alle opzichten af. Hij begint met een close-up van Moreau’s gezicht, dat niet klassiek mooi is maar een onmiskenbare aantrekkingskracht bezit. Zij praat door de telefoon met haar minnaar Julien, die op het punt staat de perfecte moord te plegen op haar man en zijn baas, de rijke wapenhandelaar Carala. Dan zien we hoe de moord in zijn werk gaat. Julien lijkt inderdaad een waterdicht plan te hebben bedacht, maar er gaat – uiteraard – iets mis. Hij komt vast te zitten in de lift, zijn auto wordt gestolen door een onbezonnen jong stel, en zijn minnares doolt doelloos door de straten van Parijs, denkend dat haar geliefde haar heeft verlaten.

Alles speelt zich binnen 24 uur af. Wij volgen het jonge stel op hun noodlottige zwerftocht, houden de verbeten Julien gezelschap in de roerloze lift, maar zijn vooral bij háár, die wordt begeleid door Davis’ lijzige trompet en ons via een voice-over deelgenoot maakt van haar vertwijfeling. Het lijkt haast magie: waar andere films dik twee uur doen over een ééndimensionaal superheldenverhaaltje, vindt Malle binnen 88 minuten de tijd om zijn plot ongehaast voort te bewegen en vlekkeloos af te ronden, enkele opmerkelijke bijfiguren te schetsen (waaronder de door Lino Ventura gespeelde rechercheur), de spanningen rond het Frans-Algerijnse conflict te laten doorschemeren én het oog van zijn camera te laten rusten op het onopgemaakte gelaat van zijn diva.

Het zijn die scènes met de onglamoureuze Moreau, vanaf de schouder gefilmd in de straten van Parijs, waardoor de film nog altijd fris en lichtvoetig aandoet. Dat dat realisme destijds een breuk betekende met de traditionele esthetiek van de Franse cinema en een inspiratiebron was voor de filmers van de latere Nouvelle Vague is leuk om te weten, maar belangwekkender is dat oningewijde bioscoopbezoekers in Amsterdam en Den Haag vanaf vandaag de kans hebben om – in het kader van een Jeanne Moreau-retrospectief – eindelijk de meesterlijke film bij die briljante soundtrack te zien. Nu die DVD-uitgave nog.