IFFR 2004: Zatoichi
Recensie

IFFR 2004: Zatoichi (2003)

Wordt gedragen door enkele sterke pijlers: Kitano's eigen charisma, superieur snelle [i]kenjutsu[/i]-choreografie, muzikale ritmes en zijn kenmerkende humor.

in Recensies
Leestijd: 3 min 47 sec
Regie: Kitano Takeshi | Cast: ‘Beat’ Takeshi (Zatoichi), ‘Guadalcanal’ Taka (Shinkichi), Asano Tadanobu (Hattori), Ogusu Michiyo (Tante Oume), e.a.

Hoe kan een blinde masseur weten dat hij belazerd wordt bij het dobbelen? Of een naar zijn hoofd geworpen zwaard op het laatste moment afweren? Makkelijk: hij is Zatoichi, de legendarische blinde vagebond, die rond 1800 in Japan van dorp naar dorp trekt, links en rechts massages uitdelend met zijn handen, en flitsende gerechtigheid met het in zijn blindenstok verborgen zwaard. Hij heeft het gehoor van een konijn, de reukzin van een bloedhond, en de reflexen van een cobra. In een serie razend populaire films uit de jaren ’60 en ‘70 werd hij gespeeld door steracteur Katsu Shintaro. In de openingsfilm van het 33ste International Film Festival Rotterdam, simpelweg Zatoichi getiteld, is het regisseur Kitano ‘Beat’ Takeshi, persoonlijk favoriet van vertrekkend IFFR-directeur Simon Field, die de onoverwinnelijke zwaardvechter doet herrijzen. En een door Kitano belichaamde Zatoichi is eerst en vooral een incarnatie van Kitano zelf: een zwijgzame zonderling met een platinablonde kleurspoeling en een kop van graniet, die met zijn schijnbaar uitdrukkingsloze gezicht in een oogwenk zijn aura kan doen omslaan, van milde zelfspot naar dodelijke dreiging.

In een dorpje dat in een ijzeren greep wordt gehouden door twee misdadige clans, arriveren vrijwel tegelijkertijd enkele vreemdelingen, die er binnen de kortste keren voor zullen zorgen dat de doodgraver eerder met pensioen kan. Naast Zatoichi, die in ruil voor hand- en spandiensten onderdak krijgt van de wijze Tante Oume, zien we de even dodelijke als mooie geisha Okinu en Osei, die op zoek zijn naar de moordenaars van hun familie, en Hattori, een ronin die zijn gelijke als zwaardvechter nog moet ontmoeten. Hattori heeft dringend geld nodig om zijn doodzieke vrouw te kunnen genezen, en laat zich met duidelijke weerzin door misdaadbaas Ginzo inhuren als lijfwacht, oftewel yojimbo…

Vanaf het begin is het duidelijk dat het tot een treffen zal komen tussen Hattori en Zatoichi, en dat de tragische zoektocht van de geisha in dit dorpje zal eindigen. Maar ook in de aanloop naar de grande finale wordt de kijker getrakteerd op zwaardvechtkunst van de hoogste orde, zoals wanneer Hattori eigenhandig Ginzo’s laatste rivaal en diens clan aan repen snijdt, of tijdens een flashback van Zatoichi waarin hij terugdenkt aan een – prachtig gefilmd – gevecht in de stromende regen (een hommage aan Kurosawa’s Seven Samurai).

De release van Zatoichi in Nederland dringt vergelijkingen op met twee recente westerse films die met de immer fascinerende samoeraizwaarden aan de haal gingen: Tarantino’s Kill Bill en het begin deze maand uitgekomen The Last Samurai. Om met die laatste te beginnen: in het Tom Cruise-vehikel zagen we vooral stereotiepen, die van eer en doodsverachting aan elkaar hingen en vooral leken ontworpen om te voldoen aan het beeld dat veel westerlingen - én Japanners - van de samoerai hebben.

De gokverslaafde Zatoichi (geen samoerai weliswaar) en Hattori, die meer geeft om zijn vrouw dan om zijn eer, lijken in dat opzicht meer op de strijders van vlees en bloed die de grote Kurosawa ons ooit liet zien.
Kill Bill is dan weer een heel andere film, een bedwelmende Amerikaanse pulpcocktail waarin 1001 prikkels om voorrang strijden en de zwaardvechttechniek zelf het zwakste ingrediënt is. Zatoichi is minimalistischer van aanpak. Kitano laat de film dragen door enkele sterke pijlers: zijn eigen charisma, superieur snelle kenjutsu-choreografie, muzikale ritmes en zijn kenmerkende humor, hier belichaamd door ‘Guadalcanal’ Taka als de onhandige Neef Shinkichi. Er is ook een duidelijk zwak punt: de zwaarden en het bloed in de gevechten komen zo nu en dan wel heel nadrukkelijk uit de computer. Het lijkt flauw om over zoiets te beginnen, maar de soms vreemd in het beeld ‘geplakte’ details leiden zodanig af, dat je op cruciale momenten niet meer geheel in de greep bent van de actiescènes. Dat is echt jammer, want het staat in schril contrast met het professionalisme van de rest van de film.

Gelukkig eindigt Zatoichi sterk genoeg om je dat grotendeels te doen vergeten: het duel tussen Hattori en Zatoichi bevredigt in alle opzichten (let op Hattori’s briljante keuze voor een locatie), Zatoichi bewaart zijn beste trucs voor het laatst, en dan is daar nog dat wonderlijke, uitbundige happy end. Over muzikale ritmes gesproken: wat dacht je van een groep traditioneel geklede Japanse dansers én alle good guys (behalve Kitano), tapdansend zoals we sinds de dagen van Fred Astaire niet meer hebben gezien? Het is alsof Kitano wil zeggen: ‘Voor een goed zwaardgevecht moet je bij ons Japanners zijn, maar in het Westen bouwen ze betere feestjes’.