Jheronimus Bosch – Touched By the Devil
Recensie

Jheronimus Bosch – Touched By the Devil (2015)

Vijfhonderd jaar geleden stierf de grote Jeroen Bosch. Het Noordbrabants Museum probeert de amper vijfentwintig werken die bewaard zijn gebleven in één ruimte te krijgen.

in Recensies
Leestijd: 2 min 52 sec
Regie: Pieter van Huijstee | Speelduur: 87 minuten | Jaar: 2015

Wat ging er om in het hoofd van Jheronimus van Aken? De schilder, beter bekend als Jeroen Bosch, overleed een half millennium geleden. Zijn haast buitenaardse werk draait om het onderscheid tussen goed en slecht, de hel en een beetje hemel, de keuzes die de mens moet maken, maar ook om de menselijke moraal. Op een echte Jeroen Bosch, maar ook op zijn vele imitatoren en navolgers, is een onvoorstelbaar aantal bizarre details te ontwaren. Het staat vol met mensen en dieren die zich met elkaar vermengen en elkaar op gruwelijke wijze naar het leven staan. Hoe langer je naar een werk van Bosch kijkt, hoe meer je ziet. De vijfhonderdste sterfdag van de schilder is alle reden om de amper vijfentwintig panelen die nog van hem bewaard zijn gebleven bij elkaar te brengen in een retrospectief in het Noordbrabants Museum.

Het lukte het museum en zijn projectleider overigens niet om alle overgebleven werken van Bosch binnen te halen. Er zijn teleurstellend weinig werken van de Brabantse kunstenaar in eigen land achtergebleven. De hoofdmoot hangt in het Madrileense Prado, door toedoen van Filips II. Daar is, zo blijkt uit de documentaire Jheronimus Bosch – Touched By the Devil van Pieter van Huijstee, een hoofdconservator aan het werk die als een moederkloek op de werken zit. De Tuin der Lusten, misschien wel Bosch’ bekendste drieluik, is zelfs te kostbaar om te worden verscheept. De organisatoren van de Hollandse expositie dorsen het niet eens te vragen. Alsof Spanje vraagt om De Nachtwacht aan de muur te mogen hangen. Andere werken komen uit onder meer Venetië, dat als tegenprestatie voor uitleen een grondige restoratie vraagt, Berlijn en Philadelphia. En dan zijn er nog de Rotterdamse collega’s die best hun Bosch willen uitlenen, maar wel als ze eerst de befaamde De Triomftocht van de Hooiwagen aan hun bezoekers mogen tonen. De kunstwereld is een harde business, waarin stevig onderhandeld wordt en ego’s getrotseerd moeten worden.

Van Huijstee (die in het Engels kennelijk opeens ‘Van Huystee’ heet) is vooral bekend als producent van documentaires en zou Jeroen Bosch in de hoofdrol moeten zetten, maar het draait toch wel erg om het researchteam en dan met name de projectleider. Hij komt er met zijn pedante trekjes niet echt goed vanaf. Deze kunstdocumentaire gaat nu juist leven als de kunst zelf centraal wordt gesteld. Wat maakt een echte Jeroen Bosch? Hoe vertel je een museum dat ze met een nepperd of met een leerling of studiogenoot van Bosch hebben te doen? Moderne technieken blijken een uitkomst. Zo is er met infrarood eindelijk te zien wat achter de verf- en vernislaag schuilgaat, hoe Bosch zijn werken opzette en welke voortekeningen hij ervoor en wijzigingen erna hij aanbracht. Dit geeft verbluffende inzichten en een betere duiding van het werk van de Bosschenaar. Tegelijkertijd roept het ook weer nieuwe vragen op waar weinig mee gedaan wordt.

Schitterend zijn de vele haarscherpe detailopnames. De kunsthistorici en conservatoren krijgen de kans om haast met hun neus op een schilderij of drieluik te staan en hoeven niet achter een hekje van een afstandje naar kunst in glas te kijken. De kijker krijgt hier door het liefdevolle camerawerk gelukkig wat van mee. Wat opbouw betreft vormt deze docu een rommelig geheel, waarbij de maker niet heeft kunnen kiezen tussen het tonen van de pracht van de kunst en de logistieke en organisatorische kant van het organiseren van een haast onmogelijke expositie.