Sound of Noise
Recensie

Sound of Noise (2010)

Een geestig pleidooi voor creatief muziek maken maar als film is Sound of Noise net iets te slordig om echt te beklijven.

in Recensies
Leestijd: 2 min 50 sec
Regie: Ola Simonsson & Johannes Stjärne Nilsson | Cast: Bengt Nilsson (Amadeus Warnebring), Sanna Persson (Sanna), Magnus Börjeson (Magnus), Fredrik Myhr (Myran), Anders Vestergård (Anders), e.a. | Speelduur: 98 minuten | Jaar: 2010

Toen een paar maanden geleden de compositie '4’33”' opnieuw werd uitgebracht, riep dat weer eens de vraag op in hoeverre stilte als geluid of zelfs muziek kan worden beschouwd. Nu is uw recensent van dienst hier vrij stellig in: stilte is het tegenovergestelde van geluid en kan dus per definitie geen muziek zijn. Stilte verhoudt zich tot muziek als een leeg doek tot schilderkunst of een stilstaand mens tot de uitvoering van een dans. Bij de vraag hoeveel muziek er schuilt in geluiden die niet door muziekinstrumenten worden gecreëerd, is het een stuk lastiger zo’n eenduidige mening te vormen. Talloze muzikanten hebben in het verleden geëxperimenteerd met het maken van muziek uit alledaagse geluiden. In de Zweedse film Sound of Noise besluiten zes drummers dit gegeven nog wat verder uit te werken.

Doodmoe van de verschrikkelijke, inspiratieloze muzak die ze overal in hun stad moeten aanhoren, bedenkt het drummende zestal een muzikale guerrilla-actie: op vier verschillende locaties in een stad zullen ze geheel onverwachts muzikaal toeslaan, daarbij gebruikmakend van alles wat er voor handen is en geluid kan voortbrengen. Dat levert vaak geestige taferelen op, zoals wanneer het gezelschap met bivakmutsen over hun hoofden een bankgebouw binnenstapt en alle aanwezigen toeroept: “Geen beweging! Dit is een optreden!” Om vervolgens na hun muzikale kunstje te hebben vertoond weer met lege handen te vertrekken. Al snel komt de politie het anarchistische gezelschap op het spoor. Het onderzoek wordt geleid door Amadeus Warnebring, die geboren is in een familie van muzikale grootheden, maar door zijn toondoofheid het zwarte schaap van de familie is geworden. Hierdoor heeft hij een grondige hekel gekregen aan muziek, wat het oplossen van de zaak er uiteraard niet eenvoudiger op maakt.

Sound of Noise is een komedie van het vrij absurde soort. De zes drummers hebben lak aan conventies en datzelfde lijkt (in de meeste gevallen) ook te gelden voor de makers van de film. Gedurende de volledige speelduur behoudt de film een heerlijk vlotte en frisse toon en is het plot constant in beweging. Af en toe breekt dat de film op. Zo wordt nooit duidelijk waarom het gezelschap het voor hun project noodzakelijk acht gebruik te moeten maken van dagelijkse geluiden. Als dit nog nooit eerder zou zijn gedaan was dit de film ten goede gekomen, maar aangezien bijvoorbeeld het Pink Floyd-nummer ‘Money’ al bijna veertig jaar geleden gebruik maakte van geldgeluiden (die we hier terug horen komen bij het bankoptreden) zullen weinig kijkers hier nog versteld van staan.

Daarnaast bevindt de film zich erg op glad ijs met het plotlijntje waarin de politie-inspecteur valt voor de enige vrouw in het muzikantengezelschap, wat het centrale plot steeds een beetje in de weg zit en al veel te vaak getoond is. De film pakt dan ook zijn punten in de heerlijk absurde wijze waarop de muziek tot stand komt en een rol krijgt in de film. Het is alleen jammer dat de film zich tegen het einde steeds meer verliest in zijn eigen fantasieregeltjes. Muziekliefhebbers zullen ongetwijfeld smullen van de creatieve benadering die men uitdraagt ten opzichte van muziek, maar doorgewinterde filmliefhebbers zullen zich af en toe achter de oren krabben over de scenariotechnische slordigheden die de makers daarvoor aanwenden.