Het is ruim tien jaar terug dat Laura Poitras terechte lof oogstte met Citizenfour, de journalistieke documentaire waarin ze NSA-klokkenluider Edward Snowden een platform gaf. Sindsdien regisseerde de geëngageerde Amerikaanse een minder geslaagde film over Julian Assange en won ze in Venetië verrassend de Gouden Leeuw (met All the Beauty and the Bloodshed). Vooral vanwege dat laatste is het verbijsterend dat haar nieuwste en misschien wel beste werk afgelopen nazomer, op hetzelfde festival, niet eens in de hoofdcompetitie draaide.
Het doortastende Cover-Up is Poitras in optima forma: een scherpe doorkijk naar de donkere bladzijden van politiek Amerika, met ontnuchterende indrukken van een almaar toenemende bloedschuld. Zonder omhaal introduceert de maakster hoofdpersoon Seymour Hersh, een geroutineerde onderzoeksjournalist die al in 1970 een Pulitzer Prize won voor zijn verslaggeving van de Vietnamoorlog.
Ten tijde van de release is Hersh een goede achtentachtig jaar oud, maar de voorgeschiedenis van Cover-Up gaat helemaal terug tot 2005. Een jaar eerder had de journalist de administratie Bush onder druk gezet met publicaties over de martelingen in de Abu Ghraib-gevangenis, en daarmee had hij de aandacht getrokken van Poitras. De regisseuse wilde een film met Hersh maken, maar die kwam met een duidelijk 'nee': te risicovol. Naar eigen zeggen bleef Poitras haar beoogde protagonist daarna net zo lang vragen tot hij op den duur alsnog overstag ging.
Wie Cover-Up bekijkt, mag het op zijn minst wonderlijk vinden dat Hersh in augustus gewoon aanwezig was bij de wereldpremière van de documentaire. Vroeg in de film reageert de journalist vinnig op een verzoek om een bron prijs te geven. Niet veel later toont hij zijn onvrede door te vragen of de camera kan stoppen met draaien en geeft hij te kennen dat hij zijn medewerking het liefst helemaal stop zou zetten.
Het tekent het karakter van een man die vanwege zijn onthullende publicaties (over onder meer Watergate, de massamoord bij My Lai en dus Abu Ghraib) als een held kan worden gezien, maar zelf geen enkele moeite doet om zo over te komen. De bij vlagen moeizame interacties tussen Poitras en haar protagonist komen de authenticiteit van de documentaire ten goede: een andere maker had de interviews misschien geschrapt en was volledig overgestapt naar archiefmateriaal.
Prettig aan Cover-Up is dat Poitras en collega-maker Mark Obenhaus Hersh niet te sterk als privépersoon proberen door te lichten. Ze begrijpen dat hun hoofdpersoon zich vereenzelvigd heeft met zijn werk en dat zijn verhaal volledig besloten ligt in de dingen die hij aan de kaak heeft gesteld. Door de inclusie van de interviews is de documentaire enerzijds een fascinerende casestudie van de mores van journalistiek (hoe duik je in een onderwerp, en hoe ga je met je bronnen om) en anderzijds een diepgravende reis door de krochten van de Amerikaanse politieke geschiedenis.
Cover-Up is consistenter en overtuigender dan All the Beauty and the Bloodshed, de film die Poitras de Gouden Leeuw opleverde. Laatstgenoemde titel heeft net zo goed de politieke stelligheid en rechtsvaardigheidsdrang die het oeuvre van de Amerikaanse kenmerkt, maar de documentaire over Nan Goldin is ook een verkapte hagiografie. Cover-Up prikkelt en komt over omdat Poitras van Hersh juist géén heilige maakt. Waar het om draait, is dat deze man zich al een slordige vijfenzestig jaar inspant om de kale waarheid boven tafel te krijgen. En dat is in een tijd als deze relevanter dan ooit.
Cover-Up is te zien bij Netflix.