Recensie

Jarhead (2005)

Doeltreffend en boeiend relaas over wat het militaire bestaan met een man doet.

in Recensies
Leestijd: 2 min 40 sec
Regie: Sam Mendes | Cast: Jake Gyllenhaal (Anthony Swofford), Peter Sarsgaard (Allen Troy), Jamie Foxx (Staff Sgt. Sykes) e.a. | Speelduur: 122 minuten

Jarhead is een oorlogsfilm, maar geen gebruikelijke. Er is geen oorlogsheroïek of zelfopoffering te zien en bloedige veldslagen komen er ook niet in voor. Frustraties over geliefden aan het thuisfront die niet trouw blijven, verveling en bloeddorstigheid waaraan geen gehoor gegeven kan worden, daar gaat de film wél over. Regisseur Sam Mendes wil met deze film niet zijn ideologie over oorlog, of over de Golfoorlog in het bijzonder, tentoonspreiden. Hij en scriptschrijver William Broyles Jr. willen vooral het existentiële verhaal van één soldaat vertellen, Anthony Swofford. Zij baseerden zich daarvoor op zijn in 2002 gepubliceerde memoires.

Swofford is een jongeman die eind jaren ’80 in het leger verzeild raakt. Hij wordt een ‘jarhead’, wat slang is voor soldaat (vanwege de kale kop). “Welcome to the suck”, wordt er tegen hem gezegd, waarbij ‘the suck’ slang is voor het leger. Hij ondergaat een grondige training terwijl hij integreert in de groep en tegelijkertijd een beetje een buitenstaander blijft. Hij wordt beste maatjes met Allen Troy en allebei komen ze dankzij hun vaardigheden terecht bij een elite-eenheid van scherpschutters. Dit gedeelte van de film doet sterk denken aan Full Metal Jacket en doet daar wonderwel niet veel voor onder.

Na de training worden de mannen direct naar Koeweit gestuurd, als onderdeel van operatie Desert Shield. Het lange wachten is aangebroken. De soldaten verdrijven de tijd met het schoonmaken van hun geweer, masturberen, kletsen, drinken, hun geweer nog maar eens schoonmaken en nog maar eens masturberen. De hitte is ondraaglijk, het landschap gekmakend. Als de oorlog dan eindelijk begint, komen de mannen telkens te laat; de luchtmacht is overal al eerder geweest en de soldaten krijgen in plaats van de actie die ze willen zien slechts verkoolde lijken en brandende olieputten voor hun kiezen.

Ze zijn machteloos, kunnen niets doen en de nutteloosheid van hun hele missie is schrijnend. Maandenlang is door constante spanning en een surrealistische omgeving hun psyche langzaamaan naar de klote geholpen, vervolgens vallen hun enige doelwitten ten prooi aan kogels van Amerikaanse vliegtuigen en uiteindelijk mogen ze geen schot lossen. Maar hoewel de militairen geen bloed mogen doen vloeien, zoals een vorige generatie dat veelvuldig in Vietnam deed, komen zij ook gedeprimeerd en gedesillusioneerd thuis.

Waarschuwing! De volgende alinea bevat enigszins gedetailleerde informatie omtrent het einde van de film!

De politiek rondom de eerste Golfoorlog is niet belangrijk in Jarhead. Mendes filmt niet de destructieve kracht van oorlog, en maakt geen statement tegen oorlog. Maar met behulp van een ijzersterke cast, zeer goed camerawerk en dito muziek van Thomas Newman brengt hij veel interessantere gedachtes over. Swofford mag aan het eind dan eindelijk toch iemand gaan neerschieten. Op het moment van opperste spanning wil hij net de trekker overhalen, maar dan komt er een meerdere aangelopen met andere orders. Vervolgens is de oorlog afgelopen en staan Swofford en Troy er beduusd bij. Ze hadden actie willen zien. En de kijker eigenlijk ook. Mendes confronteert ons met ons eigen verlangen naar dood en verderf als het om oorlog en oorlogsfilms gaat, welke (mogelijk ‘legitieme’) reden we daar dan ook voor mogen hebben.