Schlafkrankheit
Recensie

Schlafkrankheit (2011)

Meerdere lagen waarin complexe thema’s worden aangehaald, subtiel geregisseerd, en met een glansrol voor Pierre Bokma.

in Recensies
Leestijd: 2 min 5 sec
Regie: Ulrich Köhler | Cast: Pierre Bokma (Ebbo Velten), Jean-Christophe Folly (Alex Nzila), Jenny Schily (Vera Velten), Hippolyte Girardot (Gaspard Signac), e.a. | Speelduur: 91 minuten | Jaar: 2011

Een epidemie in de binnenlanden van Kameroen veroorzaakt sterke slaapzucht bij patiënten; ze verliezen telkens bewustzijn en zakken steeds meer weg in een roes. Tropenarts Ebbo Velten (Pierre Bokma) bestrijdt de ziekte, maar moet zich gaan afvragen of het wel verstandig is om zijn werk zo goed te doen.

Zijn vraag werkt door op twee niveaus in het gecompliceerde Schlafkrankheit. Aan de oppervlakte gaat de film over een arts die een programma heeft ontwikkeld dat de slaapziekte voor een groot deel de kop lijkt in te drukken. Zijn werk wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen. De drastische daling in het aantal patiënten betekent ook dat er in subsidies moet worden gesneden. Intussen wacht Veltens familie in Duitsland, maar zo gemakkelijk laat Kameroen hem niet los.

Daar komt het tweede niveau van de vraag om de hoek kijken. Want Schlafkrankheit kan, naast een psychologisch drama over gewetenswroeging en de macht van het Westen in Afrika, ook als een grote metafoor gezien worden. Net als zijn patiënten zakt Velten zelf ook steeds verder weg, bedwelmd door krachten die groter zijn dan hijzelf. Hoe beter zijn genezende programma werkt, hoe meer hij zichzelf moet overgeven aan de natuur, ironisch genoeg.

De vergelijking met Joseph Conrad’s Heart of Darkness (dat de basis vormde voor Apocalypse Now) is al meerdere malen gemaakt. Een hoofdpersonage dat fysiek en psychisch steeds verder wegraakt van beschaving, diep in de duistere binnenlanden; er vallen inderdaad gelijkenissen te trekken. Toch is dat thema ook slechts een deel van het geheel.

De subtiele regie van Ulrich Köhler, bekroond met de Zilveren Beer in Berlijn, zorgt ervoor dat geen enkel aspect de overhand krijgt. Schijnbaar moeiteloos schuift hij met thema’s en verhaallijnen (na een half uur volgen we een tijd een Congolees-Franse arts die afreist naar Kameroen om Veltens programma te evalueren). En zonder gebruik van muziek weet de Duitse regisseur een aangenaam mysterieuze sfeer te creëren, door bijna continu zachte oerwoud-klanken op de geluidsband te laten meespelen.

Net zo verfijnd als Köhlers regie is het spel van Pierre Bokma, in een van zijn beste rollen. Met een oogopslag kan hij Veltens verdrongen leed, woede en wanhoop zichtbaar maken. Op papier heeft zijn personage maar weinig om van te houden. Op doek maakt Bokma hem net zo complex en intrigerend als de film zelf.